Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen
Lukas 2 vers 14
Welk een wonderschoon lied dat de engelen hier zingen in Efratha’s velden.
Zo-even had een engel des Heeren het Woord Gods van de geboren Zaligmaker mogen prediken.
Nu mogen vele engelen dat Woord Gods aangaande de geboren Zaligmaker bezingen.
Ja, het is een menigte van hemelse heirlegers, legioenen van engelen dus, die het zo welbekende en wonderschone lied aanheffen:
“Ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde in mensen een welbehagen.”
Vele serafs bezingen hier Gods eer.
Ook hierin zijn ze gedienstige geesten die worden uitgezonden tot dienst van hen die de zaligheid beërven.
Ere zij God. Nee, ze zingen niet: “Zo moet de Koning, de Zaligmaker eeuwig leven”. Maar: “Ere zij God.”
Waarom? Omdat de zaligheid uit God is. Hij heeft haar uitgedacht in de stilte van de nooit begonnen eeuwigheid.
Hij heeft haar beschikt in de aanwijzing van Zijn Zoon opdat Hij in de volheid des tijds naar de aarde zou gaan om Sion door recht te verlossen.
Daarom zingen de engelen in de eerste plaats over de ere Gods en niet over de zaligheid van zondaren.
Waarom eerst over de ere Gods?
Omdat die ere Gods hersteld moet worden in een weg van recht.
Zijn gekrenkte deugden moeten worden opgeluisterd.
En, de Heere heeft geen mensen nodig om aan Zijn eer te komen.
Hij is de volzalige in Zichzelf, Die niet van node heeft door mensen gediend te worden.
En toch behaagt Hem dat, maar in een rechte weg.
Want in het Paradijs waren we geschapen als eerbedoelers van God. Helaas,
wij zijn door onze diepe val eerrovers Gods en eerbedoelers van onszelf geworden.
Nu geldt het: Ikabod, de eer is weg.
Naar recht moet dat voor eeuwig over ons waar worden.
Maar o eeuwig wonder, hier wordt God geopenbaard in het vlees.
De engelen zingen: ere zij God. Hij kan in het leven van gevallen Adamskinderen aan Zijn eer komen in een weg van recht.
Daartoe werd Christus mens.
Daartoe wilde Hij de Man van smarten worden. Opdat zondaren Zijn eer leren bedoelen.
Want daar gaat het om in het leven. Als God een mens bekeert, gaat het in het leven niet allereerst om mijn zaligheid, maar om het herstel van Gods eer.
Dat wordt geleerd. Al zou er geen hemel zijn tot beloning, en geen hel tot straf!
Dan word ik een eerrover Gods in de inleving.
De droefheid naar God wordt geboren die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid.
De vraag der ziel wordt: hoe komt God aan Zijn eer in mijn leven?
In welke weg? In die weg dat ook vrede op aarde geboren wordt.
In mensen een welbehagen. Welk een wonder. In mensen, in gevallen mensen een welbehagen.
Niet in gevallen engelen, maar in gevallen Adamskinderen heeft God van eeuwigheid een welbehagen.
Uit hen heeft Hij Zijn volk tot het eeuwige leven verkoren.
Wie dat zijn? Vijanden van God, vijanden van Christus en vijanden van hun eigen zaligheid.
Maar vijanden worden met God verzoend. In welke weg?
In een weg waarin een vijand in de uitleving een vijand in de inleving wordt.
O, dan wordt ingeleefd wie en wat ik geworden ben.
Een opstandeling tegen God. Waardig om voor eeuwig weggedaan te worden.
Maar dan kan die ziel ook niet laten hand en oog op te heffen naar omhoog: “Och Heere, och wierd mijn ziel door U gered.”
Een vijand, die niet meer waard is dan dat de Heere Zijn voeten op hun nek zet als een voetbank Zijner voeten.
In hun leven wordt, in een weg van ontdekking en ontgronding, het oog geopend op Hem Die de Zaligmaker is.
In hun leven klinkt het: “U is heden geboren de Zaligmaker.”
En zou die ziel dan niet uitgaan op Zijn spreken? Worden ze dan niet gaande gemaakt, opdat ze Hem mochten kennen?
Om voor Hem te buigen?
Daar ligt het kerstfeest voor de ziel, als na een tijd van advent, kort of lang, Christus voor het eerst aan het hart geopenbaard wordt.
Daar doortintelt het ook de ziel: “Ere zij God in de hoogste hemelen”, in de woonplaats van Zijn eer.
En: ”Vrede op aarde in mensen een welbehagen”.
Dat is het wonder aller wonderen.
In zo’n goddeloos monster als ik ben, een welbehagen. Dat krijgen ze tot in der eeuwigheid niet klein.
En toch, daar ligt de zaligheid der kerk en de ere Gods in verklaard.
Mogen we elkaar eens bevragen: Waar is het ons om te doen?
Om de ere Gods of om onze eigen zaligheid? Als het nog niet om de ere Gods te doen is, dan mocht het deze kerstdagen daar om te doen worden voor het eerst in uw leven.
Dat u Hem zou zoeken nu het nog kan.
Het is weer kerst. Nog wordt een geboren Zaligmaker u verkondigd als de Weg, de Waarheid en het Leven.
Gelukkig als er voor Hem plaats kwam in het hart.
Dat onze bede zij of Hij meer en meer Zich aan de ziel wil openbaren.
Zo alleen wordt het waar:
O dierbaar Kind, o stof van vreugd, Geschenk van ’t Alvermogen.
Ds. E. Hakvoort