Exodus 33:15
We staan aan het begin van een nieuw jaar. Wat er zal gebeuren weten we niet. Het ligt in de schoot van de toekomst verborgen. God weet het. Mozes is verlegen om het aangezicht van de Heere. Als dat met hem meegaat op de reis dan gaat het goed. Het is een voorrecht als een mens niet alleen door het leven moet. Als hij reisgenoten heeft in zijn man, vrouw, kinderen of vrienden. Veel mensen gaan in eenzaamheid hun weg. Ook in het voorbijgegane jaar zijn er geliefden door de dood weggenomen. Geliefden, die met ons meereisden en van wie wij het aangezicht niet meer zien. Mensen moeten wij loslaten. Ook mensen waaraan we zo gehecht kunnen zijn. Eenmaal gaan zij ons of wij hen voor altijd verlaten. Nu is Mozes niet verlegen om het aangezicht van mensen, maar om het aangezicht van de Heere. Hij staat voor een gewichtige taak, namelijk om het volk Israël te leiden en te weiden door de woestijn. Hoe zal dat moeten in eigen kracht. Met behulp van de oudsten en van Jozua? Die kunnen hem wel tot een hand en een voet zijn, maar als de Heere Zelf niet meegaat, dan is het alles tevergeefs. Hij moet er niet aan denken dat de Heere niet meegaat. Dan kan hij beter blijven waar hij is. Indien Uw aangezicht niet meegaan zal…
En dat de Heere niet zou meegaan, had het volk verdiend. Israël had gezondigd. Het volk had gedanst rond het gouden kalf. De Heere had wel beloofd dat Hij een engel voor hun aangezicht zou zenden op de weg naar het land dat van melk en honing is vloeiende. Maar had de Heere gezegd: “Ik zal in het midden van u niet optrekken, want gij zijt een hardnekkig volk.” Moet het dan zo naar Kanaän? Zonder God? En straks in Kanaän aankomen, zonder God? Dan maar beter in de woestijn blijven en daar omkomen, dan zonder God op reis en straks in Kanaän. Is dat ook uw uitzien? Dat de Heere Zelf mee optrekt de onbekende toekomst tegemoet? Kunt u niet meer zonder Gods vriendelijk aangezicht? Dat alleen geeft immers vrolijkheid en licht, voor alle oprechte harten, ten troost verspreid in smarten. Alleen het nieuwe jaar in, is verschrikkelijk. Alleen de reis maken en straks voor God verschijnen is ontzettend. Als we in dit jaar sterven moeten, kunnen we geen mensen meenemen. Als we voor Gods rechterstoel worden gedaagd kunnen mensen ons niet helpen. Hoe kan God nu met mensen meegaan? Hij is toch een verterend vuur en een eeuwige gloed bij wie niemand wonen kan? Wie zal verkeren grote God, in Uwe tent, Wie zou niet vrezen? God kan alleen met mensen meegaan op grond van de verdienste van de Middelaar van het Nieuwe Testament, Jezus Christus. Niet op grond van de voorbede van Mozes, al is hij hier wel een type van Christus. Het kan alleen omdat God er voor Hem niet was. Hij moest alleen de weg gaan naar het kruis van Golgotha. Hij moest het vriendelijk aangezicht van Zijn Vader missen. Het zal voor een mens verschrikkelijk zijn als God niet met hem meegaat, maar het alleen zijn aan het kruis is voor Christus een hel geweest. Midden in de duisternis heeft Hij het uitgeschreeuwd: Eli, Eli, lama sabachtani! Omdat Jezus deze diepe vernedering wilde ondergaan, daarom kan God nu met mensen meegaan. Hij van God verlaten, opdat wij tot God zouden worden genomen, om nimmermeer van Hem verlaten te worden.
En nu stelt de Heere aan Mozes de ontroerende vraag: “Zou Mijn aangezicht moeten medegaan om u gerust te stellen?” Mozes geeft een antwoord, waaruit blijkt dat hij weet dat als de Heere niet meegaat, dan is alles ijdel en leeg. Als de Heere aan ons deze vraag stelt, wat is dan ons antwoord? Dat het de bede moge zijn van Mozes: “Indien Uw aangezicht niet meegaan zal, doe ons van hier niet optrekken.” Want Gods aangezicht in gunst tot ons gewend, schenkt in het kort verzadiging van vreugde. Dan kunnen we de reis maken. Maar dan ook alleen. Val Hem daarom nog heden te voet en luister naar de stem van de Heere, Die zegt: Zoekt Mijn aangezicht. Dat dan uw antwoord met de dichter van psalm 27 zou zijn: “Dat wil, dat zal ik doen, ik zoek de zegen, alleen bij U, o bron van troost en licht.” Vraag daarom naar de Heere en naar Zijn sterkte, zoekt dagelijks Zijn aangezicht. Door de genade van God in Christus, toegepast door de Heem daaHemilige Geest kunnen we de onbekende toekomst in, zelfs als alle dingen tegenlopen. Want wie door God wordt geleid, wordt veilig geleid en zal eenmaal in Kanaän aankomen. Al is de weg nog zo bezaaid met doornen, maar de Heere laat niet varen het werk van Zijn handen.
Ds. W. Silfhout