Namens de Generale Synode van onze Gereformeerde Gemeente wordt u de volgende kanselboodschap voorgelezen:
Geliefde gemeente,
Ons past diepe verootmoediging vanwege de algemene verachting van Gods geboden en de vele uitbrekende zonden. Hier past het woord uit de dagen van de profeet Hosea: ‘Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israëls; want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw, noch weldadigheid, noch kennis Gods in het land is, maar vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen, en overspel doen; zij breken door, en bloedschulden raken aan bloedschulden’(Hos. 4:1-2). Er is in onze gemeenten, dankzij Gods goedheid nog sprake van Gods werk in de harten van zondaren. Ook wordt er onder ons nog liefde gevonden tot Gods inzettingen. Tegelijkertijd leven wij in een geseculariseerde samenleving, waarin de boodschap van het evangelie door velen niet meer begrepen wordt. Gods geboden in ons land met voeten getreden. Gods naam wordt allerwege gelasterd. De zondag wordt in toenemende mate ontheiligd. De gezagsverhoudingen worden ondermijnd. De huwelijkstrouw wordt veracht. De Bijbelse grenzen op seksueel gebied worden gebroken. Het onderscheid tussen man en vrouw in kleding en gedrag wordt uitgewist. Ongeboren levens in de moederschoot worden gedood. De vader der leugen wordt geloofd als men Gods inzettingen kwaad noemt en de losbandigheid prijst. Zondige begeerten worden massaal aangejaagd door publieke reclame-uitingen. Bij dat alles worden onze zonden bevorderd door een onbegrensd gebruik van allerlei media.
Door de open structuur van het maatschappelijke leven dringen deze zaken steeds meer door in onze gemeenten. Ze beïnvloeden ons denken bedreigen het gezinsleven en brengen de wereldgelijkvormigheid in de kerk. Wij bedroeven Gods Geest als wij daarin meegaan. De apostel Paulus roept ons op niet aan deze wereld gelijkvormig te worden, maar veranderd te worden door de vernieuwing van ons gemoed. De zonde zit immers in ons eigen hart. Ons hart is de bron van het kwaad. De satan richt zijn pijlen op ouderen, maar zeker op onze jongeren, om hen af te trekken van God en van Zijn dienst. Als Gods Geest zich terugtrekt vanwege onze zonden, dan gaat de vreze des Heeren steeds meer ontbreken in het persoonlijke leven, en ook in het ambtelijke leven. Dan wordt de schriftuurlijke-bevindelijke prediking steeds meer uitgehold, en daaraan verbonden ook het pastoraat en de catechese, en dan gaat een werkelijke christelijke opvoeding steeds meer ontbreken. Dan wordt ook niet meer gehoord hoe de Heere Zijn genadewerk verheerlijkt in zondaarsharten. We hebben te belijden dat deze zaken steeds meer werkelijkheid worden en dat de schuld bij ons ligt.
Het is om die reden dat de Generale Synode alle gemeenten oproept om deze dag te houden als een dag van zelfonderzoek, ootmoedige schuldbelijdenis en van ootmoedige zelfonderzoek, ootmoedige schuldbelijdenis en van ootmoedige smeekgebed tot de Heere om de werking van de Heilige Geest. Alleen die Geest kan de ware verbrokenheid en verslagenheid werken in onze harten. Alleen een opwekking door Gods Geest, gepaard gaande met overtuiging van zonde, boetvaardigheid en geloof in Christus en liefde tot Gods geboden, kan onze gemeenten behoeden voor de grote afval, die allerwege dreigt.
De hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen, en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat Hij niet zou kunnen horen. Het zijn echter onze ongerechtigheden, die scheiding maken tussen Gods en ons. Door onze persoonlijke en ambtelijke zonden worden de krachtige werking van Gods Geest tegengestaan. Laten we ons deze dag in boete en berouw met vasten verootmoedigen en God smeken om uit vrije goedheid zijn Geest te zenden in onze dorre doodsbeenderen en nieuw leven te wekken in ons en in onze kinderen, opdat hij Zijn kandelaar niet van ons wegneme. Laat ons daarom met Jeremia bidden:
‘Heere bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als vanouds’ (Klaagl. 5:21).