We hebben al een groot deel van het formulier besproken. De vorige keer hebben we vooral aandacht gegeven aan de noodzakelijkheid van de kennis van Christus om met vrucht het Heilig Avondmaal te kunnen vieren. Daarbij kwamen de drie stukken van de zelfbeproeving aan de orde. Vooral het tweede stuk: het geloof in de gewisse belofte van God, waarover zoveel misverstand bestaat, is uitvoerig aan de orde geweest. Het derde stuk van de zelfbeproeving is uiteraard ook nodig. Daarbij willen we nu kort stilstaan en vervolgens aandacht geven aan het tweede deel van het onderwijzend gedeelte van het formulier dat spreekt over het doel van het Heilig Avondmaal.
Dankbaarheid
Ten derde onderzoeke een iegelijk zijn consciëntie of hij ook gezind is, voortaan met zijn ganse leven waarachtige dankbaarheid jegens God den Heere te bewijzen, en voor het aangezicht Gods oprechtelijk te wandelen; insgelijks of hij zonder enige geveinsdheid (alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggende) een ernstig voornemen heeft, om van nu voortaan in waarachtige liefde en enigheid met zijn naasten te leven.
Het gaat om het onderzoek van ons geweten. Eigenlijk van het medeweten van God en mezelf. God weet het en ik weet het zelf ook dat het de gezindheid van mijn hart is om Gods geboden te houden, zowel de eerste tafel van de Wet, God lief hebben boven alles, als de tweede tafel: mijn naaste liefhebben als mezelf. Met het onderzoek van ons geweten zeggen we eigenlijk: Heere, kijk maar in mijn hart, U weet het. De vrucht van de dankbaarheid leeft in mijn hart. Dankbaarheid is immers de vrucht van de verlossing. Het woord van Paulus wordt waar: Gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en geest, welke Godes zijn. Als we iets weten van de verlossing die in Christus is, kunnen we niet in de zonde blijven leven. Dat de zonde altijd op de loer ligt en zelfs de allerheiligste in de zonde kan vallen, weten we maar al te goed uit Gods Woord. Het hart van de wedergeborene wordt wel eens vergeleken met een korenveld, waarin een behoorlijk aantal distels groeien. Toch noemen we het een korenveld. We noemen het geen distelveld met koren, maar een korenveld met distels. Zo is het hart van de wedergeboren mens vernieuwd, maar nog niet volmaakt. Maar er is wel de gezindheid. Die gezindheid gaat gepaard met veel strijd, omdat de zonde altijd weer aankleeft. De gestalte van Paulus is de wedergeborene niet vreemd. Ze komen met hem niet verder dan: “Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, doe ik.”
Het ernstige voornemen om nu voortaan in waarachtige liefde en enigheid met zijn naaste te leven, heeft betrekking op iedereen die op onze weg komt. Wie onze naaste is, heeft de Heere Jezus geleerd in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.
Het is uiteraard wel in het bijzonder van toepassing op onze houding in de gemeente ten opzichte van anderen en ten opzichte van Gods kinderen. Want verder in het formulier wordt gewezen op de gemeenschap der heiligen. De leden van Christus’ gemeente zijn leden van hetzelfde lichaam. Daarom is het ook dat door het Heilig Avondmaal Gods kinderen door de Geest in broederlijke liefde verbonden worden. We lezen: Daarbenevens, dat wij ook door denzelfden Geest onder elkander, als lidmaten van één lichaam, in waarachtige broederlijke liefde verbonden worden; gelijk de heilige apostel spreekt: Eén brood is het, zo zijn wij velen één lichaam; dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn. Want gelijk uit vele graankorrels één meel gemalen en één brood gebakken wordt, en uit vele beziën, samengeperst zijnde, één wijn en drank vliet en zich ondereen vermengt; alzo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde, om Christus onzes lieven Zaligmakers wil, Die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad, altezamen één lichaam zijn, en zulks niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen.
Het formulier vervolgt na de drie stukken van de zelfbeproeving met: Allen dan die alzo gezind zijn, die wil God gewisselijk in genade aannemen, en voor waardige medegenoten van de tafel Zijns Zoons Jezus Christus houden. Daarentegen, die dit getuigenis in hun harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelven een oordeel.
Het gaat dus om de getuigenis in ons hart, niet in ons hoofd, maar in ons binnenste. Als we de ware kentekenen van het kindschap Gods missen, eten en drinken we onszelf een oordeel. Dat kan het oordeel van de verharding zijn of het oordeel van de duisternis. Een oordeel kan uiteindelijk betekenen hét oordeel. Wijs dat onze vaderen hier gesproken hebben over ‘een’ oordeel en niet over ‘het’ oordeel. Want de Heere kan dat getuigenis alsnog in het hart geven.
Tucht
Vervolgens wordt een gedeelte gewijd aan de kerkelijke tucht. Die begint niet met het onder censuur zetten van mensen die ergerlijke zonden bedrijven, maar die begint in de prediking en krijgt ook aandacht in het formulier.
Pastoraal
Dan volgt een zeer bewogen en pastoraal gedeelte, dat begint met: Maar dit wordt ons, geliefde broeders en zusters, niet voorgehouden om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het Avondmaal des Heeren gaan mocht, dan die zonder enige zonde ware. Want wij komen niet tot dit Avondmaal om daarmede te betuigen dat wij in onszelven volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten onszelven in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede dat wij midden in den dood liggen.
Dit is een van de schoonste gedeelten van het Avondmaalsformulier. De opstellers vreesden dat er een misverstand zou kunnen ontstaan na het voorgaande. Het is een voorbeeld hoe de sleutelen van het hemelrijk in de prediking gehanteerd moeten worden. De ware evangelieverkondiging moet het Koninkrijk Gods voor Gods bestreden en schuldig volk openen. Je zou toch immers mismoedig worden als je die lange lijst van zonden hoort opsommen? Maar, zegt het formulier: dat geldt voor degenen die in de zonden blijven! Zij maken als ze deelnemen aan het Heilig Avondmaal hun gericht en verdoemenis des te zwaarder. De verslagen harten van de gelovigen kleinmoedig te maken is niet een werk van God, maar een werk van de duivel. De duivel zegt: U moet eerst uzelf verbeteren, zonder enige zonde zijn, voordat u tot Christus komen mag. Nee, wij komen niet tot dit Avondmaal om te betuigen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn, maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede dat wij midden in de dood liggen. Midden in de dood door mijn zonden en misdaden. Maar de ware gelovige kent wel de strijd met de zwakheid van zijn geloof en de boze lusten van zijn vlees, zijn hem van harte leed en hij begeert ook er tegen te strijden. Zo gaan onze vaderen pastoraal om met de bestreden zielen van Gods kinderen.
Het doel van het Avondmaal
“Maar aldus zullen wij Zijner daarbij gedenken”. Dit is een zeer kenmerkend deel van het Avondmaalsformulier. Hier wordt het lijden en sterven van Christus als Borg en plaatsbekleder in een warme en levendige samenvatting weergegeven. De tegenstelling Hij en ons wordt telkens herhaald. Samengevat in het: Ik voor u.
Onze vaderen beginnen met de moederbelofte. Ja, zij wijzen terug naar het eeuwig welbehagen van God. Want “van de Vader in de wereld gezonden”, opdat Hij in de aangenomen menselijke natuur de toorn van God van het begin van Zijn menswording tot het einde van Zijn leven op aarde voor ons heeft gedragen en alle gehoorzaamheid en gerechtigheid van de goddelijke wet voor ons heeft vervuld. En dan volgt die zo indringende en ontroerende verbinding tussen Jezus’ lijdensweg en onze verlossing uit de dood, vloek en satans heerschappij, waar we lezen: “voornamelijk toen Hem de last van onze zonden, en van den toorn Gods, het bloedige zweet in den hof uitgedrukt heeft; waar Hij gebonden werd, opdat Hij ons zou ontbinden; daarna ontelbare smaadheden geleden heeft, opdat wij nimmermeer te schande zouden worden; onschuldig ter dood veroordeeld is, opdat wij voor het gericht Gods zouden vrijgesproken worden; ja, Zijn gezegend lichaam aan het kruis heeft laten nagelen, opdat Hij het handschrift onzer zonden daaraan zou hechten; en heeft alzo de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegening vervullen zou; en heeft Zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel, aan het hout des kruises, toen Hij riep met luider stem: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? opdat wij tot God zouden genomen, en nimmermeer van Hem verlaten worden; en heeft eindelijk met Zijn dood en bloedstorting het nieuwe en eeuwige Testament, het verbond der genade en der verzoening, besloten, toen Hij zeide: Het is volbracht.” Hij voor mij als plaatsbekledende Borg en Middelaar.
Versterking van het geloof
En opdat wij vastelijk zouden geloven. Hier wordt de verbinding gelegd tussen wat gezegd is over de dood van Christus, waarmee het genadeverbond besloten en verzegeld is geworden en de woorden die nu volgen. Zo wordt het doel aangegeven waartoe de Heere Jezus het Avondmaal heeft ingesteld. Opdat wij vastelijk zouden geloven. Het gaat dus om de versterking van het geloof en Zijn volk te verzekeren dat zij deel hebben aan Gods genadeverbond. De Avondmaalganger belijdt midden in de dood te liggen, maar met die nood klampt hij zich vast aan de gewisse belofte van God en vlucht tot Christus’ verzoenend lijden en sterven.
Laten we beseffen, dat een vruchtbaar gebruik van het Heilig Avondmaal voor Gods kinderen nooit een automatisme is. Het geloof moet in oefening zijn, en dit is – hoezeer kleingeloof en ongeloof ons ook verweten mogen worden – toch een werk van de Heilige Geest. Maar daarbij mag ook het Heilig Avondmaal, als zichtbaar Evangelie, middel zijn. De werkzaamheid van het geloof is dan het toevlucht nemen. Hoewel we een toevluchtnemend geloof wel eens onderscheiden van een bevestigd geloof, toch is toevlucht nemen een werkzaamheid van alle door Gods Geest gewerkte geloof als het in oefening is. Het vlucht uit zichzelf tot Christus en Zijn verdiensten, om daar alleen op te rusten. Is dit ook geen afdalen tot de kleinsten? Evenwel, ook de meest geoefenden herkennen zich erin!
In het Avondmaalsformulier worden alle gelovigen, de ”kinderen in Christus”, maar ook de ”vaders” of ”moeders” in de genade, samengevat als gezegd wordt, dat het Avondmaal “een maaltijd is, die Christus alleen voor Zijn gelovigen verordineerd heeft.
Het lijden en sterven van Christus
Verder wordt na de overdenking van de inzetting van het Heilig Avondmaal gezegd, dat de Heere “ons geloof en betrouwen op Zijn volkomen offerande, als op de enige grond en fundament onzer zaligheid wijst”. Ook hieruit blijkt, dat het in het Heilig Avondmaal helemaal gaat om het lijden en sterven van Christus, dus om de zaligmakende kennis van Hem en van Zijn werk. Dit wordt voorgesteld en daartoe wordt de ontdekte zondaar genodigd. Het toevlucht nemen in de geest mag nu zichtbaar worden bij de viering van het Heilig Avondmaal, waar Christus Zijn lijden en sterven in de tekenen zichtbaar maakt om het zwakke, bestreden geloof in Hem te versterken.
Helaas, wat zijn er vandaag steeds meer mensen, die gebruik willen maken van het Heilig Avondmaal zonder een werk van de Heilige Geest in hun harten. Ze menen te handelen uit gehoorzaamheid, maar hebben genoeg aan de tekenen. Er is geen honger en dorst naar gerechtigheid, naar God of naar Christus en daarom ook geen kennis van de betekende zaak: Christus’ vlees en bloed als een spijs en drank voor de geestelijk hongerenden en dorstigen. Als zulke mensen belijdend lid zijn, hebben ze een kerkelijk recht en kunnen ze dus niet van het Avondmaal geweerd worden. Maar het formulier zegt, dat zij, die het lichaam en bloed van Christus niet onderscheiden, zichzelf een oordeel eten en drinken! Daarom moeten zij bij een huisbezoek in een pastoraal gesprek onderwezen worden. Ook in de prediking dient in de voorbereiding voor het Heilig Avondmaal aan de orde te komen wat gekend moet worden om met zegen gebruik te mogen maken van dit heilig sacrament.
Ook kan men te vroeg aan het Heilig Avondmaal deelnemen. Niet zelden wordt iemand er door anderen toe aangezet.
Als iemand in overtuigingen leeft en droefheid toont over een zondig leven, met daarbij misschien wel duidelijke veranderingen, die zelfs als bekering aangemerkt worden, dan staan er soms mensen klaar om er een stempel op te zetten en zo iemand aan te dringen toch aan het Avondmaal te gaan. Misschien bedoelt de persoon die een ander zo dringt, het nog wel goed. Maar toch is het niet wijs. Want wat wordt nu aangemerkt als grond om Avondmaal te vieren? De bekommernis? De bekering? En wie zet het stempel erop? Wie maakt hier onderscheid tussen algemene en zaligmakende overtuigingen? Al is men ervan overtuigd, dat de droefheid hartelijk is en door Gods Geest gewerkt, ja, al zijn er nog andere kenmerken waar men het goede van denkt, toch kan iemand nooit op het gezag van een ander Avondmaal vieren. Er zal een overbuiging moeten zijn naar Christus, om tot Hem te komen, en de vrijmoedigheid daartoe kan en mag Hij alleen Zelf geven door de Heilige Geest. Zeker, daarbij kan de Heere wel mensen gebruiken, maar de wetenschap of men al of niet mag aangaan, geeft de Heilige Geest door Gods Woord, wat dan in de mond van mensen – meestal een predikant – wordt gelegd. Men krijgt vrijmoedigheid om aan te gaan omdat men weet, dat de Heere Zelf nodigt.
Wie aangaat op gezag van een mens, ook al is die mens een ambtsdrager, is daar meestal mee achterop. Men kan er geestelijke ‘verminkingen’ mee oplopen, die in deze bedeling niet meer herstellen. Het voorbeeld wordt wel eens gebruikt van een dwaze boer, die maar niet kon wachten tot een lammetje geboren was. Hij zou wel eens helpen. Door zijn sjorren en trekken kwam het wel iets eerder uit, maar het beestje leerde nooit goed lopen… Het lammetje was voor zijn leven gehandicapt, en zo kunnen ook veel lammetjes van de kudde van de Goede Herder dat ook zijn door een verkeerde begeleiding in de wedergeboorte; en met name dan door een te vroeg de handen opleggen, een zalig spreken door mensen eer men bewust door het geloof tot Christus komt. Zij worden nooit schapen die normaal lopen; zij worden geen gezonde Christenen. Er moest meer respect zijn voor het werk van de Heilige Geest. Mensen, ja ook ambtsdragers!, lopen de Heere toch zoveel voor de voeten. Het doorbreken kan alleen vrucht zijn van het werk van de grote Doorbreker!
Niet alleen voor een eerste Avondmaalsgang, maar ook voor het vieren van het Heilig Avondmaal door geoefende kinderen Gods is het werk van Gods Geest nodig. Ook zij kunnen zich nog een oordeel eten en drinken, door louter uit gewoonte aan te gaan, zonder een goede voorbereiding. Als een kind des Heeren dodig gesteld is, meegetrokken door vleselijke begeerten in een wereldgelijkvormig leven en zo afgedwaald is van de Goede Herder, maar dan zonder goede voorbereiding, uit gewoonte, Avondmaal wil vieren, dan kan daar geen zegen op rusten. De voorbereiding en de daarbij behorende zelfbeproeving zijn niet voor niets voorgeschreven! Ik kan daar nu, binnen het bestek van het onderwerp niet op ingaan, maar wil er wel nadrukkelijk op wijzen, dat deze ook moeten dienen om weer in de schuld te brengen en de geestelijke honger en dorst te verlevendigen. Nee, de oplossing moet niet gezocht worden in een afblijven, want dat zou een verloochening van de Heere betekenen. Het Avondmaal mag dan echter dienen om weer terug en terecht te brengen, aan de voeten van Hem, Die de Zijnen als hongerigen met Zijn goederen wil vervullen.
De nodiging
Nadat het gebed is gedaan, volgt de eigenlijke Avondmaal bediening. Het rituele gedeelte van het formulier spreekt eigenlijk voor zichzelf. We hoeven daar verder niet op in te gaan. Lees het en doordenk het.
Ik wil in dit verband ingaan op de vraag hoeveel kennis van Christus nodig is om met vrucht Avondmaal te vieren. Wie worden er genodigd? Mogen alleen zij genodigd worden, die zeker weten dat ze een zaligmakende kennis van Christus bezitten?
Hoewel er enige kennis van Christus nodig is om met vrucht Avondmaal te kunnen vieren, moeten we toch voorzichtig zijn om hier niet meer te gaan eisen dan Christus Zelf doet, wanneer Hij nodigt. Het is beslist niet zo, dat alleen verzekerde gelovigen worden genodigd. De meest geoefende christen kent trouwens nog zijn aanvechtingen en heeft behoefte aan blijken van Gods trouw en liefde jegens hem. De strijd te boven zijn Gods kinderen eerst in de hemel. Het Avondmaal is voor alle gelovigen ingesteld om hen te verzekeren van die liefde en trouw van God in Christus. Daarom hebben ook geoefende christenen behoefte aan verzekering door het Heilig Avondmaal en worden zij genodigd om aan de tafel van hun Heere en Meester aan te zitten om de blijken van Zijn liefde in ontvangst te nemen. Zij die een verzekering menen te hebben zonder ooit nog enige strijd te kennen, die ver boven alle ellendigen en armen zijn uitgegroeid, die zo hoog staan, dat ze eigenlijk geen Avondmaal meer nodig denken te hebben, zijn… huichelaars! De Heere doet Zich overhouden een ellendig en arm volk; dat zal op Zijn Naam vertrouwen (Zef.3:12). Dat betekent echt niet, dat er geen verzekerde christenen zijn, die door de Heilige Geest een verzegeling ontvingen van het werk van de Heere in hun leven. Maar het is zo anders als velen denken. De Heere verzekert de Zijnen ervan, dat Hij waarachtig is en dat zij leugenachtig zijn. Zij, die door genade ‘eikenbomen der gerechtigheid’ mogen heten zijn dezelfden als dat overblijfsel dat ellendig en arm is. Paulus noemt zich na veel oefeningen in het geestelijk leven nog een ellendig mens, en men behoeft de psalmen slechts te lezen om overal de taal te horen van diep ingeleide kinderen Gods, die toch arm en ellendig zijn in zichzelf. Aan onze zijde komen we niet verder dan een ‘midden in de dood liggen’, of, zoals de Heere Jezus Zelf het omschrijft: en “jammerlijk, ellendig, arm, blind en naakt” zijn (Openb.3:17). De schatten, die Christus voor de Zijnen heeft verdiend, ja de schat, die Hij in wezen Zelf is, wordt voor hen bewaard in de hemel. Het ligt alles in Hem, en hoe meer ze daarvan gezien hebben, hoe meer ze eigen ellende en armoede inleven. Verzekerd mogen ze worden van Wie Hij voor hen wil zijn. De zekerheid ligt buiten hen, in Christus en hoe meer daarvan geopenbaard is door de Heilige Geest, hoe meer de gelovige verlangt er zicht op te hebben.
Zij, die evenwel de verzekering missen, hoewel ze niet kunnen loochenen dat hun hart naar de Heere Jezus uitgaat, die niet durven eigenen, terwijl ze toch zoveel in Christus gezien hebben, worden in Zijn Naam ook genodigd om toch aan Zijn voeten neer te zinken. Zij moeten leren zich geheel aan Hem toe te vertrouwen en Hem alle werk te laten doen dat voor hun zaligheid nodig is. Daar zit de zondaar altijd weer met zichzelf tussen, zonder te beseffen hoe hij de verzekering zo in de weg staat. Martha bekommerde en verontrustte zich met vele dingen, misgunde zelfs Maria het plaatsje aan Jezus’ voeten, maar ze zou geen rust en verzekering van Gods liefde voor zichzelf krijgen, dan nadat haar werken haar uit handen gevallen waren. Een nodiging voor hen die zo gesteld zijn, staat in Jesaja 55. Daar worden de dorstigen genodigd, om te komen zonder geld, en zonder prijs. Maar ze wegen nog geld uit voor wat geen brood is en hun arbeid voor wat niet verzadigen kan. Ze moeten aandachtig naar de nodiging luisteren en het goede eten, opdat hun ziel zich in vettigheid zal verlustigen (Jes. 55:1, 2). Door wat mee te willen brengen kan men toch geen Avondmaal vieren! Men zou het zijne nog stellen boven wat Christus daar wil geven: zijn vlees en bloed voor hongerigen en dorstigen! Hierin is meer helderheid nodig. Er zijn er die hiervoor staan en niet vorderen, omdat ze maar vasthouden aan wat ze menen te bezitten. Ze zullen hun steun uit al wat gebeurd is, moeten verliezen en moeten leren dat alle leunsels en steunsels buiten Christus blijken zijn van hun vijandschap tegen vrije genade. De wapenen van vijandschap moeten worden ingeleverd, en zullen worden ingeleverd als men het wonder ervaart, dat Christus vijanden met God wil verzoenen! Maar niemand zal toch ontkennen, dat zij, die in deze gesteldheid lopen, genodigd moeten worden om Christus’ dood te gedenken, hoewel altijd de nadruk daarbij moet vallen op de gestalte, waarin men bij Christus welkom is.
Maar nu de zielen die niets dan duisternis kennen, althans naar ze menen. Want het gegeven dat ze duisternis van licht onderscheiden kunnen, is toch iets wat de natuurlijke mens niet kan. Maar zelf kunnen ze daar niets voor stellen, daar kunnen ze niet op bouwen. Ze leren hun leven kennen als zonder God en Christus, vol zonden en onreinheid. Omdat er liefde in hun hart is uitgestort – maar ook daarop hebben ze geen zicht – hebben ze smart over hun zonden in hun Godsgemis, maar ze vrezen dat er voor hen geen doen aan is. Ze missen de kennis van Christus, hoewel ze door de Heilige Geest als de Geest van Christus worden geleid en voor Hem toebereid. Maar dat dit het doel is van hun ontdekking en ontlediging kunnen ze ook niet bekijken. Ze dolen in het duister en in het donker kun je niet zien. Moeten zulke overtuigde zielen nu genodigd worden tot het Avondmaal? Er moet toch kennis van Christus zijn om met vrucht Avondmaal te kunnen vieren? Ja, kennis van Christus is daartoe nodig, en toch worden die zielen in duisternis genodigd. Want Christus Zelf spreekt hen in Zijn Woord aan, en geeft hen Zijn beloften. Het volk dat in duisternis wandelt, heeft Hij licht beloofd; de hongerigen en dorstigen spreekt Hij zalig; en zoveel heerlijke beloften meer zijn gegeven voor die ellendigen en armen. Degene die het Avondmaal bedient moet nodigen, die Christus zo nodigt, en dat zijn degenen, die de kenmerken van leven hebben, ook al kunnen en mogen ze daarop niet vertrouwen. Ze mogen hun geloof niet gronden op hun kenmerken, want dan zouden ze rusten buiten Christus. Maar hun moet aangezegd worden, dat Christus hen, en juist hen, nodigt, omdat Hij in hun nood wil voorzien. Dan mag hun toevluchtnemend geloof grond vinden in Zijn belofte, die van Hem komt en door Hem vervuld zal worden. Als nu de Heilige Geest zo’n nodiging die van Christus komt en tot Hem wil brengen, kracht geeft, dan krijgt de zondaar, die nog steeds bleef zitten bij de bediening van het Heilig Avondmaal het moeilijk. Ten slotte zal het moeilijker worden om te blijven zitten dan om op te staan, temeer, als de nodiging gehoord wordt als van God komend. De beloften van God en de nodigingen van Christus worden nu als de dienaren van David die de kreupele Mefiboseth aan ‘s konings tafel brachten. Zo kan de viering van het Heilig Avondmaal wel gebruikt worden door de Heilige Geest als een middel om de zondaar tot Christus te doen vluchten. Let wel, dan wordt het geloof niet gewerkt door het sacrament. Want dat geschiedt door middel van het gepredikte Woord. Maar bij het sacrament wil Christus Zich wel openbaren en weg schenken aan de hongerigen en dorstigen naar gerechtigheid. Zij die ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt zijn, worden zo genodigd om van Hem te kopen goud, beproefd komende uit het vuur en witte klederen om daarmee bekleed te worden en ogenzalf om Hem te mogen zien.
Daarbij is wel voorzichtigheid nodig, want het zou op de gedachte kunnen brengen dat het Avondmaal een middel is om Christus te leren kennen. Die kracht kent de Heere niet aan brood of wijn toe! We mogen de tekenen geen magische inhoud toekennen! Voor deze noodzakelijke geloofskennis gebruikt de Heere Zijn Woord. Men mag niet zijn vertrouwen op de uiterlijke tekenen stellen. Het mag ons tot lering zijn dat de Heere Jezus het Heilig Avondmaal eerst met Zijn discipelen hield, toen ze Hem ook enigermate kenden.
We mogen ook niet voorbijzien aan het onderscheid tussen de nodiging tot het Heilig Avondmaal en de roepstem die van Godswege komt tot de onbekeerden! De laatste nodiging komt tot allen die het Woord horen, tot de einden der aarde, zelfs tot de slechten die de slechtigheid beminnen, de spotters die de spotternij begeren en de zotten die de wetenschap haten (Spr.l:22). Zij worden in hun onbekeerde staat niet tot het Heilig Avondmaal genodigd, want dat heeft Christus alleen voor Zijn gelovigen ingesteld! Ze worden evenwel geroepen tot bekering. En eerst als er daarvan ware kenmerken zijn als kentekenen die in de beloften worden genoemd, mag de zondaar komen tot het Heilig Avondmaal.
Gods kinderen worden door de Koning Zelf tot de tafel genodigd. En als een ellendige doorbreekt door een verkregen vrijmoedigheid, dan kan de hele gemeente, ja, dan kan de hele hel met alle duivelen zo’n zondaar niet meer tegen¬ houden. Kom ik dan om, dan kom ik om, zo ligt het in zo’n hart, maar dan sterf ik liever aan de voeten van die Koning dan waar dan ook. En ze mogen er sterven, moeten er sterven, maar niet om voor eeuwig te verzinken in de hel, maar om het leven in Christus alleen te vinden.