Pinksteren

“En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken”

Handelingen 2:4

Pinksteren wordt wel het feest van de vervulling genoemd. Waarom wordt dat zo genoemd en wat moest er dan vervuld worden? Christus heeft Zijn discipelen zo liefdevol onderwezen in de Paaszaal. Judas had onder het Pascha de zaal verlaten en Christus had nadat Hij het Pascha had afgerond, het Heilig Avondmaal met Zijn kinderen ingesteld. De ontroering en verwarring was van hun gezichten af te lezen, over wat zij zien, horen en vrezen. Dan gaat Hij hen liefdevol onderwijzen: “Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.” Onderwijs over het Vaderhuis en Zijn heengaan, maar ook: “En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; namelijk den Geest der waarheid.”
Wanneer zou die Trooster komen, die Geest der waarheid uitgestort worden? Dat wisten de discipelen niet. Hij heeft na Zijn opstanding en Zijn verschijning aan hen wel gezegd: “En zie, Ik zend de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.” Dan zien we hen zitten in die opperzaal van de tempel met de vrouwen, en Maria de moeder van Jezus, en met Zijn broederen. Hoe waren zij daar? Eendrachtig, zij waren één van hart. Volhardende, omdat zij de vervulling van de belofte verwachtten. Biddend en smekend voor het aangezicht Gods, opziende tot Hem Die het beloofd had en van Wie het ook alleen komen kon. Wat zou het groot zijn als u hen mag verstaan en daarin ook uw leven getekend mag worden. Dat verlangen naar nader onderwijs of de vervulling van een belofte die u gekregen hebt en dat uitzien naar de vervulling van deze belofte.
Jezus had niet gezegd wanneer de Geest uitgestort zou worden, maar als dan de tiende dag na Zijn hemelvaart is aangebroken, dan lezen we: “En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen gedreven wind, en vervulde het gehele huis waar zij zaten. En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen.”
Dan vervult Christus Zijn belofte op de vijftigste dag na Pasen. De dag dat men de eerstelingen van de tarweoogst in de tempel bracht. Maar met de uitstorting van de Heilige Geest wordt die dag van grote betekenis, omdat dan de eerstelingen van de oogst der volkeren binnengebracht worden. “De Filistijn, de Tyriër, de Moren. Zijn binnen U, o Godsstad voortgebracht!
Van Sion zal het blijde nageslacht; Haast zeggen: deze en die is daar geboren!” Op de tiende dag na Zijn hemelvaart gebeurt dat wonder: “En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest.” Daar krijgen zij persoonlijk onderwijs en mogen ook anderen wijzen op die enige Naam onder de hemel, waardoor ook anderen moeten en kunnen zalig worden. “En begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.” De Heere gaf hen de gave om dat te kunnen en te mogen doen.
Hij giet in deze eenvoudige mensen Zijn hemelse gaven om als ambassadeurs van hun Koning te mogen getuigen. Hoe? “Zoals de Geest hun gaf uit te spreken.” Dat konden ze dus niet van zichzelf, maar het werd hen gegeven en zij werden gedreven door die Pinkstergeest, om te mogen spreken van de grote werken Gods. Dan mogen Petrus en de andere apostelen Christus gaan uitstallen, Die onder hen gewoond heeft. Hij Die leerde als machthebbende, Die wonderen en tekenen heeft gedaan.
Dan wijst hij hen op Gods welbehagen, maar legt ook eerlijk hun zonde open: Dien gij genomen en gedood hebt. Welken God opgewekt heeft, omdat Hij van de dood niet gehouden kon worden. Hij is het, Die dood, graf en hel verslonden heeft tot overwinning.
Die ingegaan is in het binnenste heiligdom, om te verschijnen voor het aangezicht van Zijn Vader en Zijn Geest, de Trooster, te zenden, in Wiens kracht zij hier mogen staan. De Heilige Geest is de grote Toepasser van het heil dat Christus heeft verdiend in de weg van Zijn bitter lijden en sterven. De Vader heeft in eeuwige liefde verkoren, de Zoon heeft heel Zijn Kerk gekocht met Zijn dierbaar bloed en de Heilige Geest past het toe in het zondaarshart.
Hij is het Die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel, zodat er onder die schare zijn die het gaan uitroepen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? Die gingen hun zondige en vijandige leven beleven en inleven. Heeft u dat ook al geleerd? Door het werk van die Geest leert hij zijn zondige en goddeloze bestaan kennen, waardoor er een levend Godsgemis komt. Die Pinkstergeest doet door ontdekking de zondaar buigen en belijden: “Ik heb gedaan wat kwaad is in Uw oog’, dies ben ik, HEER’, Uw gramschap dubbel waardig.” Het is die Geest, Die komt om Christus te verheerlijken en Christus als Borg en Zaligmaker doet omhelzen.
Dan mogen ze het in verwondering en aanbidding uitroepen: Hij is de mijne en ik ben de Zijne. Wat een eeuwig wonder, als die Geest ook gaat getuigen met onze geest, dat we kinderen Gods zijn. Verzekerd te mogen worden van mijn eeuwige verlossing en een recht te mogen ontvangen op het eeuwige leven. Hoe? Uit genade, alleen om Christus’ wil. Heeft u door die Pinkstergeest ook zo’n verslagen hart, dat u het met die gemeente uitroept: Wat moet ik doen…? Wat was het antwoord? Bekeert u. Kunt u zich niet bekeren? Hij kan het wel en gaat nog steeds door met Zijn kerkvergaderend werk. Bedel maar: Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwe Geest. Hij kan de grootste en ellendigste zondaar zaligen. Zovelen als er door de Geest Gods geleid worden, zijn kinderen Gods.

Ds. K. Boeder