Terugkijken op je belijdenis

Bijeenkomst vrouwenochtend Elim

16 mei 2012

Handelingen 2 : 37 – 47 – artikel 28 NGB

“Terugkijken op je belijdenis”
Een delicaat onderwerp, maar ook een zeer actueel onderwerp.

Ik zou het thema willen verdelen in 4 zaken.

  1. Waarom heb ik korter of langere tijd geleden belijdenis gedaan?.
  2. Waarvan heb ik belijdenis gedaan?
  3. Waarom heb ik geen belijdenis gedaan?.
  4. Hoe kijk ik nu terug op de afgelegde belijdenis?.

    Het eerste punt: Waarom heb ik belijdenis gedaan?

We gaan terug naar de beslissing om de belijdeniscatechisatie te gaan volgen. Dat kunnen verschillende overwegingen geweest zijn. Ik noem u er een 7 tal.

    1. Om van de catechisaties af te zijn, ik ging eigenlijk plichtmatig, omdat het zo hoorde, mijn vrienden en vriendinnen gingen ook.
    2. Omdat mijn ouders het graag wilden.
    3. Om de doopbelofte van mijn ouders over te nemen.
    4. Omdat ik volwassen ben geworden en mondig lid van de kerk wilde zijn en dus van mijn kerkelijke rechten gebruik kan maken o.a. de sacramenten van doop en avondmaal.
    5. Omdat in de maatschappij voortdurend mijn mening wordt en werd gevraagd en ik in feite geroepen ben, in het openbaar te belijden dat ik lid van de kerk ben.
    6. Omdat ik wilde gaan trouwen en toch wel het huwelijk kerkelijk wilde laten bevestigen.
    7. Omdat ik mijn kind wilde laten dopen.
    8. Van elk van deze 7 punten een korte toelichting:

Wat het eerste betreft,
U voelt allen wel aan, dat dit nooit een goede keuze kan zijn. Het onderwijs begint niet op de catechisatie, maar in het gezin. Ouders beloven bij de doop de kinderen te onderwijzen in de “voorzeide”  leer.

De leer die ons wordt voorgezegd in de prediking. Maar ook de kerkenraad is verantwoordelijk. Als er plaatselijk geen reformatorische school is, dan begint de catechisatie al bij de 6 jarigen. Is er wel een “eigen” reformatorische school, dan begint het bij de 12 jarigen. Dit jarenlange onderwijs is bedoeld tot voorbereiding van de geloofsbelijdenis. Dat kan dus niet gemist worden. Als iemand de gewone catechisatie niet heeft gevolgd, is het meestal niet mogelijk gelijk naar de belijdeniscatechisatie te gaan. Dan kan men de stof niet in één seizoen leren. Het is verdrietig als je het slecht naar je zin hebt op de catechisatie en geen interesse toont en zo de keuze maakt voor de belijdeniscatechisatie, om er vanaf te zijn.

Het tweede: Daar kan ik kort in zijn. Je doet geen belijdenis voor je ouders, maar uit persoonlijke overtuiging. Dat kan dus geen reden zijn om belijdenis te doen voor God en de gemeente.

Het derde: Ik wilde de doopbelofte overnemen van mijn ouders: Het is een groot voorrecht als ouders hun doopbelofte nakomen en de kinderen naar de catechisatie sturen. Dat is ook de plicht van de ouders. Maar dit kan ook geen goede reden zijn. Het moet de innerlijke overtuiging zijn om bij volwassenheid zelf de weg der zaligheid te zoeken, welke je ouders je hebben gewezen.

Het vierde: Ik ben volwassen geworden en wil mondig lid zijn van de kerk en gebruik maken van alle rechten zoals o.a. heilige doop en het  heilig avondmaal.Het is niet juist om dooplid te blijven. We maken de vergelijking met de natuur, dan willen we bij volwassenheid op eigen benen staan, dus zo behoort het ook in de kerk te zijn. Als het echter alleen verstandelijk beredeneerd wordt, dat ik van alle rechten gebruik wil maken, dus ook van de sacramenten, dan zult U begrijpen, dat dit ook geen goede beweegreden is. U zult een persoonlijke overtuiging moeten hebben, die overeenkomt met het belijden van de kerk. Een dooplid kan zeer zeker betrekking hebben op het heilig avondmaal.

Het vijfde : Mijn verantwoording in de maatschappij. Het is een voorrecht als je buitenkerkelijke collega aan jou kan bemerken dat je een andere levenswijze hebt. Het is vaak zo anders, zodat men soms in verwondering vraagt: Ga jij naar de kerk?  Daar is ook niets van te merken. Dat is zeker geen grond om belijdenis af te leggen. Maar is het je verlangen om goed van de Heere en Zijn dienst te mogen spreken, dan zal dit zeker respect afdwingen. Dat kost zelfverloochening.

Met dit verlangen in je hart zou het zeker de keuze in je hart om belijdenis af te leggen bevorderen. Dan kan de catechese tijdens de belijdenis door de Heere worden gebruikt, om je overtuiging naar buiten uit te dragen. Ook hierin moet men echter tijd en wijze weten.

Het zesde: ik wil gaan trouwen en toch wel mijn huwelijk kerkelijk laten bevestigen. Dat lijkt ogenschijnlijk een goede reden, want ja, als je getrouwd bent, dan moet je toch belijdenis hebben gedaan en trouwen zonder kerkelijke bevestiging, dan is eigenlijk onze trouwdag niet compleet.

U voelt zelf wel aan, dat dit geen oprechte keuze is, waar draait het dan om?. Het gaat om mij persoonlijk, ik sta die dag in de belangstelling. In zekere zin mag dit ook, het is de “ mooiste” dag van je leven. De Heere Zelf was aanwezig op een bruiloft te Kana. Dan maar niet in de kerk trouwen? Ja, zeker wel!  Maar de grond om tot de keuze van belijdenis te komen moet uit het hart komen en als het goed is heeft het bruidspaar in de verkeringstijd al veel samen hierover gesproken en samen gebeden of de Heere hun Leidsman wil zijn, Als dat zo is hebben ze de belijdeniscatechisatie al vóór hun huwelijk gevolgd en belijdenis afgelegd.

Tenslotte het zevende: Ik wil mijn kind laten dopen. Dat betekent, dat we vóór ons trouwen geen keuze hebben gemaakt om belijdenis te doen. Dat kan verschillende redenen hebben. De jongen en het meisje waren niet van dezelfde “kerk”. Dus ja, we zien dan wel waar we gaan kerken. Dat kan zelfs in de verkeringstijd veel discussie geven. Dan komt men niet toe aan echte diepgaande gesprekken over het belijdenis doen. Maar we houden van elkaar, dan zien we nog wel. Dan komt er een eerste kind. Ja, dat moet wel gedoopt worden. Heeft men er dan bij stil gestaan wat de doop inhoudt?. Een sacrament van gelijke waarde als het heilig Avondmaal. Het grote gevaar is, dat we gaan redeneren. Beseffen we wel, dat dopen geen vanzelfsprekende zaak is, dat we beloven onze kinderen op te voeden in de leer, die naar de godzaligheid is. Kunnen we dat zonder hart vernieuwende genade? Is dat uw worsteling?. Dat was het eerste punt.


Het tweede punt: Waarvan heb ik belijdenis gedaan?

Altijd weer komt bij belijdenis afleggen de vraag aan de orde: Doe je nu belijdenis van het “historisch” geloof of van het “persoonlijk, het zaligmakend” geloof?. Helaas leeft en leefde toen u belijdenis deed bij velen de gedachte, dat belijdenis doen maar een formaliteit is en was. Het is dan genoeg als je wat kennis hebt van de Bijbel en van de belijdenis. Je verklaarde het daarmee eens te zijn. Vaak werd en wordt er gezegd: Je doet of deed belijdenis van de “waarheid”. Maar dan is het een soort “eindexamen”, waarbij je een cursus in de gereformeerde dogmatiek hebt gevolgd. Belijdenis doen kan dus nooit beperkt worden tot het verstand alleen. Dat brengt het gevaar met zich, dat we niet bekeerd behoeven te zijn om lid van de kerk te worden. Zo kan het niet en zo mag het niet zijn. Wanneer de Bijbel spreekt over belijden, dan betekent dat “geloofs-belijden”. Dus belijden met het hart.
Hoe kijkt u terug op uw belijdenis?. Kortere tijd of langere tijd geleden.

Toch heerst er in de gereformeerde gezindte verschil in opvatting over het belijdenis doen. In de kerken van de afscheiding is de geloofsbelijdenis een voorwaarde om kinderen te laten dopen. Een niet denkbeeldig  gevaar is dan het automatisme. Daarom benadrukken onze Gereformeerde Gemeenten en enkele andere kerkverbanden, dat de belijdenis een kerkelijk recht geeft tot gebruik van de sacramenten, maar geen goddelijk recht!. .

U bent volwaardig lid geworden. Van welke gemeente? .Van de Gereformeerde Gemeente?  Als dat uw uitgangspunt is geweest, dan is het tekort. U hebt misschien gestreden voor de “kerk”. En u mag en moet uw gemeente, waar u belijdenis deed lief hebben, daar mag verkondigd worden, de leer, zoals de Bijbel ons dit leert. Dood en leven, zegen en vloek. Maar bovenal de Enige Naam tot zaligheid, waarvan Paulus getuigt dat hij niets anders wenste te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd. Maar u moet lid zijn of worden van de Algemene Christelijke Kerk, zoals verwoord in artikel 27 van de N.G.B. Ik lees u de aanhef, maar lees het thuis eens na:

Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene Kerk, dewelke is een heilige vergadering der ware Christgelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest.  Kijkt u zo terug op uw belijdenis?


Het derde punt: Waarom heb ik geen belijdenis gedaan?

Wanneer je 19,20 of 22 jaar of ouder bent komt er een moment in je leven, dat je als dooplid (als je dat bent) een beslissing moet gaan nemen. Je leeftijdsgenoten gaan naar de belijdeniscatechisatie en bereiden zich voor op de openbare belijdenis. Wat was uw keuze toen? Ja, of neen en hoe kijkt u nu daarop terug? Velen doen en deden geen belijdenis. Zij weten daar naar hun mening steekhoudende redenen voor aan te geven. Dat wist men in uw tijd  ook. Er is niets nieuws onder de zon.

Maar let wel: Geen belijdenis doen is ook belijdenis doen. Het wil zeggen dat wij niet achter het “ja” woord van onze ouders staan. We zeggen er ten diepste mee tegen de Heere, dat het teken en zegel van Zijn verbond ons niets waard is en wij niet van plan zijn in Zijn wegen te wandelen. We kunnen allerlei argumenten aanvoeren om geen belijdenis te doen, zoals:

Ik wil mij niet verplichten aan God en Zijn Woord. Eigenlijk heb ik er geen belangstelling voor. Je moet dit en je moet dat. Ik wil vrij blijven. De keuze voor de wereld is eigenlijk al gemaakt.

Een ander punt: Ik ben onbekeerd, want om belijdenis te doen moet je bekeerd zijn. Dat zegt men dan niet zo openlijk, maar wel: Ik wil geen huichelaar zijn, of: Ik wacht tot ik er klaar voor ben. Dit lijkt een goede verontschuldiging. Het kan inderdaad een strijd zijn. Maar bij de meesten is het zo, dat het niet trekt, zij hebben of hadden geen zin in de strijd des geloofs, zoals Paulus beschrijft met het beeld van de loopbaan, waarin men strijdt om de prijs. Herkent u dit als u terugkijkt op de achterliggende periode?

Maar als je naam niet voorkomt op de lijst van de strijders in de loopbaan, dan kun je ook de prijs niet winnen. Als je de prijs niet ontvangt, krijg je een ander loon, namelijk de eeuwige dood. Het is niet genoeg toeschouwer te zijn en kritiek te leveren op de lopers in de loopbaan.

Een ander argument: Ik weet nog niet of ik lid wil worden, ik ben er nog niet aan toe en ik weet niet bij welke kerk ik me zal aansluiten.

Door Gods genade ben je als kind gebracht op de erf van Zijn verbond. Door de doop ben je al lid van de gemeente des Heeren. Een dooplid is ook lid van de gemeente, alleen ben je nog geen mondig lid. Dus je behoort tot de gemeente, je bent daar reeds bij aangesloten. Daar heb je zelf niet voor gekozen.

Hoewel een uitwendige belijdenis niet genoegzaam is tot waarachtige bekering, wil de Heere er toch Zijn goedkeuring over geven. Denk aan de rijke jongeling. Hij had alle geboden onderhouden van zijn jeugd af. Dan lezen we in Markus 10:21 En Jezus hem aanziende beminde hem. Hij miste echter het ene nodige, de liefde…

Ook Mozes, een man Gods had nagelaten zijn zoon te besnijden, ter wille van zijn vrouw Zippora en zijn schoonvader Jethro. Dus geen openbare belijdenis, terwijl de Heere dit geboden had. Dan lezen we in Exodus 4:24 en 25 “En het geschiedde op de weg, in de herberg, dat de HEERE hem tegen kwam en zocht hem te doden. Toen nam Zippora een stenen mes en besneed de voorhuid haars zoons. Hier lezen we de Naam HEERE als de Verbondsgod. Het is Gods grootste Naam. Mozes had Gods opdracht tot besnijdenis nagelaten. Dus het niet nakomen van de weg der middelen, die God aan het volk van Israël gegeven had.

Het vierde punt: Hoe kijk ik nu terug op de afgelegde belijdenis?

Toen u belijdenis deed, hebt u een eed afgelegd voor Gods heilig Aangezicht. De Heere was Getuige. U beloofd o.a. dat u door Gods genade in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zou blijven.

Stelt u deze vraag wel eens aan u zelf?  In onze huidige tijd is een trend waar te nemen dat er wat losser met de belijdenis wordt omgegaan. We bemerken dat de erediensten op Gods dag ´s-morgens drukker bezocht worden dan de middagdienst. Wat is de reden? Kerkt men maar één maal, luistert men thuis via de scanner, of om het modern te zeggen “shopt” men? Hoe kijkt u terug op uw afgelegde eed bij uw belijdenis?.

Is dit uw voorbeeld voor uw kinderen?. Het voorleven, dus het voorbeeld geven aan uw kinderen is van levensbelang. Uw kind ziet scherp.

Het kan ook zijn, dat u vasthoudt aan tradities, dat is prijzenswaardig, maar vanuit welk oogpunt doet u dit. Vanuit een traditie mét, of zonder een hoofdletter. Met een hoofdletter bedoel ik wat de Bijbel ons heeft overgeleverd. In 1 Korinthe 15 : 3 schrijft de apostel Paulus: “Want ik heb ulieden  ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften”. De traditie begon dus niet bij Paulus. Ook Lukas schrijft over de Bijbelse traditie in Lukas 1 vers 2: “Gelijk ons overgeleverd hebben, die van den beginne zelven aanschouwers en dienaars des Woord geweest zijn” . Dus rechtstreeks ontvangen en overgeleverd vanuit de Schrift. Daarover mag geen discussie zijn, Gods Woord is  geinspireerd, dus ingegeven door God Zelf.

Daarnaast hebben we de christelijke traditie” , met een kleine letter, die niet rechtstreeks op de Schrift is terug te voeren, maar zeker wel waardevol kan zijn. Daarover kunnen we eindeloos van mening verschillen, waarbij vaak de kardinale zaak, waarover de Heere Jezus tot Nicodemus spreekt, uit het oog wordt verloren : Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” (Joh. 3: 3b). Eenvoudig gezegd: Wij moeten bekeerd worden. Kijkt u zo terug op uw belijdenis?

Misschien hebt u kinderen, die zich ook voorbereiden om te komen tot de belijdenis. Het kan ook zijn dat u een kind of kinderen hebt, die andere wegen gaan en zich niet bij de kerk willen aansluiten. Dan kijkt u terug en moet u belijden voor de Heere: Wat is er van mijn “ja” woord, dat ik voor Uw heilig Aangezicht heb uitgesproken terecht gekomen. Heb ik wel geworsteld aan de troon der genade voor mijn kind?

Zonder ik mij regelmatig af en worstel ik in mijn gebed tot God, voor het behoud van mijn kind en van mezelf.  Heb ik wel vaste tijden, waarop ik een stille tijd heb en mij afzonder, zoals de dichter het zegt: “Gij weet mijn weg en hoe mijn wandel is: ‘ k wil niets daarvan voor U, mijn God verhelen”. Als u zulke ogenblikken hebt van een stille tijd, dan staat de tijd een moment stil. Dan zult u moeten betuigen, dat het alles tekort is. Maar toch, ondanks al uw tekorten, de vraag: Kunt u leven zonder de Heere?.

Mag u de dichter nazeggen: Uw woord kan mij, ofschoon ik alles mis, door zijne smaak èn hart èn zinnen strelen.(Ps. 119:84).

Bent u, ben ik zulk een identificatie- figuur voor onze kinderen, onze kleinkinderen, voor onze jeugd?. Kunnen zij met hun levensvragen bij u, bij mij terecht?. Vroeger sprak men wel van leesbare brieven van Christus. Weten we dat nog?. Mensen die getuigden door hun levenswandel. Die waren niet vroom”, maar ze waren wel “godvrezend”. Dat is een kardinaal verschil.

De rijke jongeling was vroom en werd door de Heere Jezus doorzien. Daniel was “godvrezend” en werd door de Heere Zelf als een zeer gewenst man genoemd.

Terugkijken op je belijdenis”.Dat was het thema voor vanmorgen. Hoe kunt u terugkijken?. Het antwoord is: Niet te kunnen rusten, voordat de dingen die we beloofd en beleden hebben te mogen leren verstaan door een levend geloof. Dat kan nog, bij God vandaan is dit mogelijk. Hij roept: “Mijn zoon, Mijn dochter geef Mij je hart. Wat is daarop uw/jouw antwoord?. Het komt welmenend tot u en tot jou. Mag het gebed zijn: Trek mij Heere, dan zal ik U nalopen. De keuzen van Mozes en van Ruth waren onberouwelijke keuzen. Dit door genade te mogen beleven, dat is de ware belijdenis.