Ontstaan
De Heidelberger Catechismus is op verzoek van de protestantse keurvorst Frederik III van de Palts geschreven door Caspar Olevianus en Zacharias Ursinus. Aanleiding was de onduidelijkheid over de aard en de positie van het avondmaal. Frederik gaf de opdracht aan Zacharias Ursinus, hoogleraar dogmatiek aan de Heidelbergse universiteit.Uitgaande van wat er in Bazel, Zürich, Genève, Emden en Londen al op het gebied van catechese beschikbaar was, werd de catechismus geschreven. In de eindredactie heeft met name Olevianus een grote hand gehad. In januari 1563 werd de Catechismus door een speciaal bijeengeroepen synode officieel verklaard. Op verzoek van Olevianus werd in de tweede editie de omstreden vraag en antwoord 80 over de “Werkelijke Tegenwoordigheid” in de rooms-katholieke mis toegevoegd.
De Heidelberger Catechismus werd door Petrus Datheen in het Nederlands vertaald. Hij voegde hem toe aan zijn psalmbundel. De Synode van Dordrecht (1618-1619) toetste de Catechismus en schreef hem voor als document dat ambtsdragers en hoogleraren dienden te ondertekenen. De Noord-Hollandse provinciale synode van Alkmaar in 1573 schreef voor dat er ‘s middags een preek over een onderwerp uit de catechismus diende te worden gehouden. Dit voorbeeld werd door andere provinciale synoden gevolgd. Tegenwoordig wordt nog steeds in de Gereformeerde Gemeente de tweede dienst gepreekt naar aanleiding van deze catechismus.
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk 2: Van des mensen ellende
Hoofdstuk 3: Van des mensen verlossing
Zondag 5 Zondag 6 Zondag 7 Zondag 8
Hoofdstuk 4: Van God den Vader en onze schepping
Hoofdstuk 5: Van God den Zoon en onze verlossing
Zondag 11 Zondag 12 Zondag 13 Zondag 14 Zondag 15 Zondag 16 Zondag 17 Zondag 18 Zondag 19
Hoofdstuk 5: Van God den Heiligen Geest en onze Heiligmaking
Hoofdstuk 6: Van de rechtvaardigmaking
Hoofdstuk 7: Van de Sacramenten
Hoofdstuk 8: Van den Heiligen Doop
Hoofdstuk 9: Van het Heilig Avondmaal onzes Heeren
Hoofdstuk 10: Van de sleutelen des Hemelrijks
Hoofdstuk 11: Van de dankbaarheid, die men Gode voor de verlossing schuldig is
Hoofdstuk 12: Van de wet des Heeren
Zondag 34 Zondag 35 Zondag 36 Zondag 37 Zondag 38 Zondag 39 Zondag 40 Zondag 41 Zondag 42 Zondag 43 Zondag 44
Hoofdstuk 13: Van het gebed
Zondag 45 Zondag 46 Zondag 47 Zondag 48 Zondag 49 Zondag 50 Zondag 51 Zondag 52