Meditaties Het borgtochtelijk lijden van Christus9 maart 2023Meditaties“Nu is Mijn ziel ontroerd; en wat zal Ik zeggen? Vader verlos Mij uit deze ure! Maar hierom ben Ik in deze ure gekomen” Johannes 12:27 Het is kort voor Zijn sterven als Christus deze woorden uitspreekt. Aanleiding daartoe is de vraag van enkele Grieken die voor de viering van het Pascha naar Jeruzalem gekomen zijn. In antwoord daarop spreekt Christus over Zijn verheerlijking die aanstaande is. Die zal echter niet op aardse maar op een zeer bijzondere wijze komen. Dat zal gaan volgens de wet van de tarwekorrel. Het zal gaan door lijden tot heerlijkheid. Dat doorvoelt, ja doorleeft Hij thans. En dan is het alsof op eenmaal een floers over Zijn gelaat trekt. Hij weet met Goddelijke zekerheid dat Zijn onuitsprekelijke heerlijkheid nabij is, maar Zijn allersmartelijkst lijden is nog eerst, nog meer nabij. Hij zegt: Nu is Mijn ziel ontroerd. Johannes gebruikt een woord dat betekent: geschokt, ontsteld. En geen wonder. De lijdensweg met al zijn verschrikking grijnst Hem als het ware aan. Maar de Zaligmaker weet toch waartoe Hij gekomen is? Hij heeft Zijn discipelen er toch op voorbereid? Toen Petrus zei: `dat zal U geenszins geschieden’, is hij door de Heere bestraft. Toen stond de Heere nog op een afstand van Zijn lijden, maar nu staat Hij aan de ingang en komt het lijden in al zijn verschrikking op Hem aan. Martelaren zijn soms vrolijk naar schavot en brandstapel gegaan. Zij werden echter gesterkt door de Zaligmaker en mochten op Zijn zoenoffer rusten. Maar Hij moet de pers alleen treden. Zijn lijden is een lijden zonder weerga, zo heeft nooit iemand geleden. Het is een Borglijden. Al de fiolen van Gods toorn zullen over Hem uitgegoten worden. Hij moet de toorn van God alleen dragen, doordragen en anderen ervan verlossen. Het lijden om de zonde doorvoelt Hij in al haar schrikkelijkheid en de vloek over de zonde in al zijn ontbindende en ruïnerende kracht. Hij moet lijden wat Zijn volk eeuwig had moeten lijden. God de Vader zal tegen Hem zijn in de sfeer van het recht. En dat ontzaglijk, eeuwig lijden, saamgeperst in korte tijd, staat Christus hier voor de geest. Daarom zegt Hij: Nu is Mijn ziel ontroerd. Nee, Hij trekt Zich niet terug, Hij heeft ook hier de minste spijt niet van Zijn Borgstelling. Hij is volmaakt gewillig om te lijden en te sterven. Maar terwijl Hij in de geest daarmee bezig is, wordt Hij tot in het diepst van Zijn ziel ontroerd. Werden wij wel eens ontroerd bij de gedachte wat ons te wachten staat als we onverzoend moeten sterven? Hebben we ooit iets ervan gezien hoe wij God door onze zonden hebben vertoornd? Als we bij ontdekkend licht iets gaan zien van de grootheid van onze zonden, gaan we ook onze strafwaardigheid inleven. Dat brengt in de ziel een diepe ontroering en smartelijke ontsteltenis teweeg. Dat is een evangelische droefheid die God doet toevallen en om genade doet bidden. Zonder die droefheid zal Christus nooit waarde voor ons krijgen. Deze is zo onderscheiden van alle andere droefheid. De droefheid der wereld werkt de dood, maar de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. In Zijn diepste ontroering en zielsbenauwdheid heeft het de Borg nooit een moment berouwd dat Hij dit werk op Zich genomen had. Zelfs niet in het zwaarste lijden aan het kruis. Ook hierin leert Zijn volk Hem volgen. In de waarachtige bekering valt de keus in het hart om onvoorwaardelijk God te dienen en de wereld te verzaken. Er is moeite en strijd aan verbonden. Zij moeten door vele verdrukkingen ingaan. Maar zij willen niet terug. Al worden zij daar van buiten en van binnen toe aangezet. Men mag hen al het goed van de wereld aanbieden, maar zij willen niet terug. Niets kan hen daartoe bewegen. Als dit niet waar zou zijn, waren er ook geen martelaars om hun geloof geweest. De Apostel zegt in Hebr. 11: ‘zij hebben tijd gehad om weder te keren’. Maar niets kon hen daartoe bewegen. Bied dat volk al het goed van de wereld aan, ze willen er niet mee ruilen. Jonge mensen, denk daar eens over na. Is het niet de moeite waard? Je mag in de wereld bereiken wat je wilt, maar als je onbekeerd sterft, wat dan? Is het deel wat de Heere uit genade schenkt, niet oneindig meer waard om gezocht te worden? Vergeving van zonden, verzoening met God en de eeuwige zaligheid zijn toch niet van zo’n geringe betekenis dat ze het zoeken niet waard zouden zijn? Stel toch het zoeken niet uit. Wel hebben Gods kinderen soms tijden dat zij niet met Gods wil verenigd zijn. Dat de verdorvenheid van de oude mens de overhand schijnt te hebben. Dat lezen we ook van Asaf. Maar de volhardende Borg heeft voor hen ook de volharding verdiend. Als het geloof Hem maar in het oog mag krijgen, verheft het zich boven de omstandigheden uit. Dan krijgen zij zichzelf ervoor over. Dat is de vrucht van de bediening van Christus in de christen. Waar ‘t geloof door de liefde werkt, wordt de eer van God op de ziel gebonden. Dat volk vindt de zaligheid in de verheerlijking van Gods naam. Of kan voor ons sprake zijn van zalig worden als Gods naam niet verheerlijkt wordt? Bij Gods kinderen niet. Wijlen ds. R. Boogaard... Biddag27 februari 2023Meditaties“Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer” Matthéüs 6 : 6a Op veel plaatsen wordt de jaarlijkse biddag weer gehouden. Maar ook elk jaar zien wij in deze tijd de nood van de kring van onze gemeenten. Immers vele gemeenten houden eerder of later biddag, vanwege het gemis van een eigen herder en leraar. Hij geve u een binnenkamer waarin beluisterd wordt: ‘bidt de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote’. Over een binnenkamer sprak ook eenmaal de Heere Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde. Maar gij, wanneer gij bidt; ga in uw binnenkamer. Hier wijst de Leraar op een binnenkamer. Daarmee zegt Hij niet dat de openbare gebeden niet nodig zijn. Immers het is een goede zaak dat wij in Gods huis samenkomen om biddag te houden. Om in het openbaar gebed de noden van ons land en volk op te dragen aan de troon der genade. Om te vragen voor tijdelijke en geestelijke nooddruft. Te vragen voor onze jongeren die de zuigkracht van de wereld zo sterk gevoelen! Het openbare gebed is een goede zaak. Echter noodzakelijk is: die Mij aanroepen moeten Mij aanroepen in geest en waarheid! Maar nu wijst de Heere Jezus op het persoonlijke gebedsleven. Hij spreekt deze woorden naar aanleiding van het voorgaande gedeelte. Daar wees Hij op het handelen van geveinsden in hun persoonlijk gebedsleven. Zij stonden bij de synagoge of op de hoek van de straat te bidden. Met het doel om van de mensen gezien te worden. Ja, dat anderen hen zouden prijzen om hun gebedsleven. Denk nu niet lezer, dat de Heere het bidden afwijst, maar wel de wijze waarop! Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. Een hoogmoedig gebed is God niet welbehaaglijk. Gods offers zijn een gans verbroken geest, door schuldbesef getroffen en verslagen. Daarom gaat de Heere onderwijzen hoe gehandeld dient te worden in het persoonlijk gebedsleven. Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer. Hij spreekt over een binnenkamer. Voor het woordje binnenkamer kunnen wij ook lezen: kast of voorraadkamertje. In Israël waren de meeste woningen niet zo groot. Soms was er maar één vertrek te vinden waar men woonde. Maar hoe klein een woning ook was, een kast of voorraadkamertje was vaak aanwezig. Een klein vertrek zonder ramen, waarvan de deur gesloten kon worden. In dit vertrek bewaarde men vaak voorraad of waardevolle spullen. Wil de Heere nu zeggen, dat alle leden van een gezin in dat kleine vertrek zich moeten opsluiten om te bidden? Nee, want dan zou het nog geen echte binnenkamer zijn. Maar de Heere bedoelt: wanneer u het aangezicht des Heeren in een persoonlijk gebed zoekt, moet u een plaats hebben waar niemand u storen kan. Immers het bidden is een persoonlijke zaak tussen God en uw ziel. Daar kan niemand en mag niemand bij zijn. In het persoonlijk gebed, als het recht ligt, worden daar de diepe roerselen van het hart de Heere bekend gemaakt. Stort voor Hem uit uw ganse hart! Nu rest ons de vraag: hebben wij een binnenkamer? Een plaats waar wij in de eenzaamheid ons afzonderen om de persoonlijke noden voor Gods aangezicht neer te leggen. U zegt: maar Gods Woord zegt toch, er is niemand die naar God zoekt er is niemand die naar God vraagt? Geliefde lezer, dat ontneemt uw verantwoordelijkheid niet! Als wij geen verborgen plaats van afzondering hebben, betekent het dat wij ook geen zielenood hebben. Maar als de Heere komt in het leven, dan maakt u niet een binnenkamer, maar dan krijgt u die. Wonder als de Heilige Geest een mens gaat bearbeiden. Wat wordt de nood van het onbekeerd zijn doorleefd. Het gemis van God ervaren. Een droefheid naar God geboren. Een droefheid en smart over de zonde doorleefd. De schuld gaat wegen. Wat keuren zij zichzelf af in de binnenkamer. Wat wenen zij smartelijk over de zonden van bedrijf en nalatigheid in het heden en het verleden. Wat een ontdekking als de Heilige Geest hen in Gods Woord brengt bij Adams diepe val! Wat wordt er dan in de binnenkamer een diepe, smartelijke droefheid doorleefd. Dan stamelen zij: ik ben de schuldige en daarom ben ik God kwijt! O zeker, de zielennood nemen zij mee naar hun werk, of gevoelen zij te midden van hun gezin. Wat worden zij weer naar hun binnenkamer getrokken! Lezer (es) nu gaat het niet om een ander, maar heeft u zelf al een binnenkamer, een verborgen plaats gekregen waar beluisterd wordt: ‘k Roep, HEER’, in angst tot U gevloden, Ai, haast U tot mijn hulp, en red; Hoor naar de stem van mijn gebed, Daar ik U aanroep in mijn noden. Wat mag er in de binnenkamer ook wel eens de zoetheid en de nabijheid des Heeren ervaren worden. Maar wonder, wanneer de Heere in de binnenkamer wil gaan spreken tot de ziel, in een rechte weg, van het heil en de zaligheid. Als zij in de binnenkamer uitgebeden, uitgewerkt, veroordeeld en afgekeurd zijn. Als zij daar niet anders meer kunnen verwachten, dat de Heere zal gaan spreken van hel en verdoemenis. Maar wonder van genade, als Hij gaat spreken van heil en zaligheid vanuit het dierbaar Woord des Heeren. Volk des Heeren, hoe lang en hoe vaak staat uw binnenkamer leeg? Er kunnen van die tijden zijn, dat het wel lijkt of de binnenkamer is verkocht of afgebroken! Wat is het altijd maar weer opnieuw nodig dat Gods Geest de nood opbindt. De Heere geve onder ons, in geest en waarheid, een binnenkamer. Opdat daar beluisterd wordt de persoonlijke schuldbelijdenis over het diep verval van land, volk en breuk van Sion. En bovenal over de breuk van onszelf met de God des Levens. Gans hulpeloos tot Hem gevloden, zal Hij ten Redder zijn. ds. G. Pater... Het vertonen van Zijn Borgtochtelijke weg door de Christus13 februari 2023Meditaties“Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem en veel lijden van de ouderlingen, en overpriesters, en schriftgeleerden, en gedood worden en ten derde dage opgewekt worden. Mattheüs 16:21 Er is een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken, leert de Prediker. Wie heeft ooit voortreffelijker deze tijden waargenomen dan de Opperste Wijsheid? Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, sprak Hij eenmaal, doch gij kunt die nu niet dragen. Aanvankelijk sprak Hij wel van Zijn lijden als van het afbreken van deze tempel, doelend op Zijn lichaam, doch zij verstonden het nog niet. Joh. 2:18. Hun geloof was te zwak om die aangrijpende zaak te dragen. Nu zij echter, in kennis gerijpt, Hem beleden hebben als de Christus, de Zoon des levenden Gods, begint Hij duidelijk en met nadruk te spreken van de weg, die Hij borgtochtelijk gaan moet. “Van toen aan.” Zo openbaart Hij zich trapsgewijs, leidt de Zijnen als van stap tot stap in de waarheid. Na hen eerst grondig de eerste beginselen van de leer van Christus bijgebracht te hebben, gaat Hij tot de volmaaktheid voortvaren. Als de Goede Herder voegt Hij zich naar de gang van de kudde. Door alle tijden heen, ook nu! Hij, de Christus, de Zoon van de levende God, is de Wetende! De weg des Vaders, die Hij gaan moet, staat Hem voor ogen. Hij is ook de Gewillige, om die weg in gehoorzaamheid te gaan. Hij leert dat Hij móést heengaan naar Jeruzalem, de plaats der offerande, om daar veel te lijden en gedood te worden. Aan dit heilig moeten onderwerpt Hij zich zonder tegenspreken. De wil Desgenen, Die Hem zond, is Zijn spijze. Welk een tegenstelling met ons, mensenkinderen, die uit Gods weg zijn gelopen en zich afkerig betonen daarin weer te keren. Wij moeten daartoe overwonnen en ingewonnen worden, zaligmakend overreed door het Woord des Heeren. Door trekkende genade achter de Gewillige gebracht, telkens opnieuw gewillig gemaakt worden de treden te zetten in Zijn spoor. Het spoor der gerechtigheid. Psalm 23:3. Zoals Hij móést lijden en sterven om aan het recht Gods voldoening te geven. In die weg God te verheerlijken en de Zijnen van vloek en dood te bevrijden. Een lijden dus met een heilrijk gevolg: ten derde dagen opgewekt worden. Door de dood heen de weg ten leven te banen, tot de heerlijkheid en vreugde. Hij voegt dit erbij om te bemoedigen, éér het lijden aanvangt. Op Zijn weg van gehoorzaamheid vindt de Borg echter enkel tegenstand. De hoogmoedige mens stoot zich er aan. De waardige Jood is het een ergernis, de wijze Griek een dwaasheid. De ouderlingen des volks, die de eersten hadden moeten zijn om Hem te ontvangen, doen Hem juist het vele lijden aan. Maar ook degenen die Hem gevolgd waren in de wedergeboorte, door de liefde getrokken en aan Hem door geloof en in hoop verbonden, stoten zich aan hun lijdende Meester. Zij openbaren zich als een struikelblok op Zijn weg die Hij gaan móést. Door Zijn onderwijs waren zij verlicht om Hem als de Christus te kennen, doch blind zijn ze nog ten aanzien van Zijn borgtocht. Het zijn de bitterste druppels in Zijn lijdensbeker, om op Zijn weg van diepe vernedering niet slechts Zijn verachters te ontmoeten, maar ook Zijn liefhebbers, voor welke Hij Zich gaat overgeven. Omdat zij Zijn smaadheid niet kunnen dragen, door de onwetendheid, die nog in hen is. Maar mede door de vleselijke zelfliefde, die hen een instrument doet zijn in de hand van de verzoeker. Die in de woestijn als zijn list aanwendde, om de Christus uit de weg des Vaders te trekken. Nu vindt Hij als aanstoot (struikelblok) mede hen op Zijn weg, die Hij juist voor hen in liefdevolle overgave gaat. Welk een zelfverloochenende liefde, dat de schuldbetalende Borg tóch doorgaat om Zijn werk te volbrengen. Zich op het scherpst stelt tegen elke poging Hem te doen struikelen. De wil des Vaders is Hem heilig. Niets en niemand mag, noch kan Hem, terughouden. Dan klinkt het: “Ga weg satanas, gij zijt mij een aanstoot”. Maar, wonder van genade, óók het borgtochtelijke (ga) achter Mij! Deze tegenstander mag (moet) een volgzame worden. In het spoor van zijn Meester. Christus gaat de pers alléén treden, alle helse tegenstand overwinnen. Hij gaat door de diepten van veel lijden en dood heen tot het eeuwige leven en trekt hen mee die het in zichzelf nooit verder kunnen brengen dan een struikelblok op Zijn weg te zijn. Doch door genade de vrucht mogen ontvangen van Zijn gehoorzaamheid tot de dood des kruises, waardoor Hij de oorzaak hunner zaligheid werd. Om dit te leren geeft Hij onderwijs, “van toen aan……” Zich voegend naar de gang der kudde, als de Herder en Leidsman hunner zielen. Dat blijft Hij doen, door alle wentelende eeuwen heen, aan al de Zijnen. Totdat zij het “moest heengaan” verstaan mogen zoals dit strekken zou tot Gods eer en hun zaligheid. Geliefde lezer(es), is de Zich diep vernederende u nog een aanstoot? Bedenk dan: Hij móést deze weg gaan, om redding van de eeuwige ondergang te verwerven, zoals wij deze in hoogmoed over ons hebben ingeroepen. Neem dan Zijn onderwijs ter harte. Wie zijn/haar leven zal willen behouden die zal hetzelve verliezen. Doch die het prijsgeven zal om Zijnentwil en des Evangelies wil, die zal hetzelve behouden. Volk des Heeren mag u Petrus verstaan, als hij later schrijft (met insluiting van zichzelf): “gij waart eertijds als dwalende schapen, maar gij zijt nu bekeerd tot de Herder en Opziener uwer zielen?’ De gezegende vrucht uit de Gehoorzame voor wederstrevers. Wijlen ds. J. Baaijens... Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.27 januari 2023MeditatiesGalaten 2 : 19 Paulus wil hier zeggen: Wat roemen jullie in de wet, die ik toch niet kennen wil? Wat verdoven jullie mij met veel gepraat over de wet? Als het ware door de Geest gedreven zijnde tot verontwaardiging, noemt hij de genade zelf “wet”. Zo duidt hij het begrip “genade” met een nieuw woord aan, verachtende de valse apostelen, die beweerden dat de wet noodzakelijk is voor de rechtvaardigmaking. De gewetens moeten nauwkeurig onderwezen worden, opdat zij het onderscheid tussen de gerechtigheid der wet en die der genade goed inprenten. De gerechtigheid of de genade van het geweten reikt heel eenvoudig niet tot aan het vlees. Want het vlees moet niet vrij zijn, maar in het graf, de gevangenis en op het ziekbed blijven liggen. Het vlees moet aan de wet onderworpen worden en in slavernij getuchtigd; een christelijk geweten echter, moet aan de wet gestorven zijn, d.i. vrij van de wet, zonder gemeenschap met haar te hebben. Dit te weten is nuttig en noodzakelijk en kan dienen om de verslagen consciëntie te vertroosten. Dus, als u een verschrikt mens ziet die bevreesd en bedroefd is door de overtuiging van zonde en die daarin treurt, zeg dan tot hem: Gij maakt geen recht onderscheid; gij stelt de wet in uw geweten, die gij in het vlees moest plaatsen. Ontwaak, sta wederom op en bedenk dat men Christus moet kennen, Die de wet en de zonde overwonnen heeft. Door het geloof zult gij de wet te boven komen en zult ge in de genade overgaan, alwaar geen wet en zonde is. En indien er nog wet en zonden mochten zijn, gaat u dat toch niets aan omdat gij aan de wet en zonden dood en gestorven zijt. Deze zaken zijn gemakkelijk te zeggen, maar gelukkig en zalig de mens die deze dingen terdege zou kennen in de strijd der consciëntie. Gelukkig hij, die, wanneer de zonde op hem afstormt en de wet hem beschuldigt en verschrikt, kan zeggen: Wat gaat het mij aan, dat gij, wet, mij schuldig verklaart en dat gij overtuigt dat ik vele zonden heb begaan? Ja, dat ik er nog dagelijks vele bega, dat gaat mij niets aan. Ik ben doof, ik hoor u niet, dus klopt gij aan een dovemansdeur, omdat ik aan u gestorven ben. Doch staat gij erop en is het u erom te doen om met mij te twisten wegens de zonden, ga dan tot het vlees en de leden die mijn knechten zijn en bestraf, tuchtig en kruis die! Maar in mijn geweten moet gij mij niet lastig vallen, aangezien ik niets met u te maken heb. Want ik ben aan u gestorven en ik leef nu aan Christus, waar ik in een andere wet ben, namelijk van genade, die heerschappij voert over zonde en wet. Door wat middel? Door het geloof in Christus, zoals Paulus uitlegt. Het is toch een wonderbare en ongehoorde uitdrukking, dat aan de wet te leven, betekent: Gode te sterven, en dat aan de wet te sterven, betekent: Gode te leven! Deze twee voorstellingen zijn volkomen in strijd met de rede en worden door hen die zich aan de wet houden niet begrepen. Zoals Christus vrij is van het graf, Petrus vrij is van de kerker, zo is de christen vrij van de wet. Niet dat de wet ten onder gaat, ze blijft immers. Bijvoorbeeld: Christus, Die uit de dood is opgestaan, is vrij van het graf en toch is dat graf er nog. Zo heeft de wet afgedaan als ik er van bevrijd word, zo sterft de wet als ik er door sterf en toch blijft ze bestaan. Doch gij, godvruchtige lezer, leer deze uitdrukking op de juiste wijze verstaan. Wie door de werken der wet zoekt gerechtvaardigd te worden, is en blijft een zondaar. Want de wet kan niet rechtvaardigen en zaligen, maar beschuldigt, verschrikt en doodt hem. Derhalve, aan de wet te leven betekent aan God te sterven. Daarentegen, aan de wet te sterven betekent Gode te leven. Echter, aan God te leven, betekent door genade of door middel van het geloof gerechtvaardigd te worden, vanwege Christus, zonder wet en werken. Hieruit kan voldoende begrepen worden, dat hier niets gedaan moet worden, dan aan te horen dat deze dingen zo uitgevoerd zijn en ze met een ontwijfelbaar geloof vast te omhelzen. En later, wanneer ik Christus zo door het geloof heb leren kennen, nadat ik aan de wet gestorven ben en van de zonde gerechtvaardigd, van de dood, de duivel en de hel door Christus verlost ben, dan verricht en betracht ik goede werken. Dan heb ik God lief, dan ben ik dankbaar, dan bewijs ik liefde aan mijn naaste. Maar die liefde, of andere op het geloof volgende daden werken mijn geloof niet uit, of brengen iets bij tot volmaking. Maar mijn geloof voltooit en versiert de liefde. Dat is onze Godgeleerdheid en voor het verdorven verstand is het ongelooflijk, wonderbaarlijk en ongerijmd, dat ik niet alleen blind en doof ben aan de wet, maar te enenmale aan haar ben gestorven. Dr. Martinus Luther... Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken.16 januari 2023MeditatiesExodus 33:15 We staan aan het begin van een nieuw jaar. Wat er zal gebeuren weten we niet. Het ligt in de schoot van de toekomst verborgen. God weet het. Mozes is verlegen om het aangezicht van de Heere. Als dat met hem meegaat op de reis dan gaat het goed. Het is een voorrecht als een mens niet alleen door het leven moet. Als hij reisgenoten heeft in zijn man, vrouw, kinderen of vrienden. Veel mensen gaan in eenzaamheid hun weg. Ook in het voorbijgegane jaar zijn er geliefden door de dood weggenomen. Geliefden, die met ons meereisden en van wie wij het aangezicht niet meer zien. Mensen moeten wij loslaten. Ook mensen waaraan we zo gehecht kunnen zijn. Eenmaal gaan zij ons of wij hen voor altijd verlaten. Nu is Mozes niet verlegen om het aangezicht van mensen, maar om het aangezicht van de Heere. Hij staat voor een gewichtige taak, namelijk om het volk Israël te leiden en te weiden door de woestijn. Hoe zal dat moeten in eigen kracht. Met behulp van de oudsten en van Jozua? Die kunnen hem wel tot een hand en een voet zijn, maar als de Heere Zelf niet meegaat, dan is het alles tevergeefs. Hij moet er niet aan denken dat de Heere niet meegaat. Dan kan hij beter blijven waar hij is. Indien Uw aangezicht niet meegaan zal… En dat de Heere niet zou meegaan, had het volk verdiend. Israël had gezondigd. Het volk had gedanst rond het gouden kalf. De Heere had wel beloofd dat Hij een engel voor hun aangezicht zou zenden op de weg naar het land dat van melk en honing is vloeiende. Maar had de Heere gezegd: “Ik zal in het midden van u niet optrekken, want gij zijt een hardnekkig volk.” Moet het dan zo naar Kanaän? Zonder God? En straks in Kanaän aankomen, zonder God? Dan maar beter in de woestijn blijven en daar omkomen, dan zonder God op reis en straks in Kanaän. Is dat ook uw uitzien? Dat de Heere Zelf mee optrekt de onbekende toekomst tegemoet? Kunt u niet meer zonder Gods vriendelijk aangezicht? Dat alleen geeft immers vrolijkheid en licht, voor alle oprechte harten, ten troost verspreid in smarten. Alleen het nieuwe jaar in, is verschrikkelijk. Alleen de reis maken en straks voor God verschijnen is ontzettend. Als we in dit jaar sterven moeten, kunnen we geen mensen meenemen. Als we voor Gods rechterstoel worden gedaagd kunnen mensen ons niet helpen. Hoe kan God nu met mensen meegaan? Hij is toch een verterend vuur en een eeuwige gloed bij wie niemand wonen kan? Wie zal verkeren grote God, in Uwe tent, Wie zou niet vrezen? God kan alleen met mensen meegaan op grond van de verdienste van de Middelaar van het Nieuwe Testament, Jezus Christus. Niet op grond van de voorbede van Mozes, al is hij hier wel een type van Christus. Het kan alleen omdat God er voor Hem niet was. Hij moest alleen de weg gaan naar het kruis van Golgotha. Hij moest het vriendelijk aangezicht van Zijn Vader missen. Het zal voor een mens verschrikkelijk zijn als God niet met hem meegaat, maar het alleen zijn aan het kruis is voor Christus een hel geweest. Midden in de duisternis heeft Hij het uitgeschreeuwd: Eli, Eli, lama sabachtani! Omdat Jezus deze diepe vernedering wilde ondergaan, daarom kan God nu met mensen meegaan. Hij van God verlaten, opdat wij tot God zouden worden genomen, om nimmermeer van Hem verlaten te worden. En nu stelt de Heere aan Mozes de ontroerende vraag: “Zou Mijn aangezicht moeten medegaan om u gerust te stellen?” Mozes geeft een antwoord, waaruit blijkt dat hij weet dat als de Heere niet meegaat, dan is alles ijdel en leeg. Als de Heere aan ons deze vraag stelt, wat is dan ons antwoord? Dat het de bede moge zijn van Mozes: “Indien Uw aangezicht niet meegaan zal, doe ons van hier niet optrekken.” Want Gods aangezicht in gunst tot ons gewend, schenkt in het kort verzadiging van vreugde. Dan kunnen we de reis maken. Maar dan ook alleen. Val Hem daarom nog heden te voet en luister naar de stem van de Heere, Die zegt: Zoekt Mijn aangezicht. Dat dan uw antwoord met de dichter van psalm 27 zou zijn: “Dat wil, dat zal ik doen, ik zoek de zegen, alleen bij U, o bron van troost en licht.” Vraag daarom naar de Heere en naar Zijn sterkte, zoekt dagelijks Zijn aangezicht. Door de genade van God in Christus, toegepast door de Heem daaHemilige Geest kunnen we de onbekende toekomst in, zelfs als alle dingen tegenlopen. Want wie door God wordt geleid, wordt veilig geleid en zal eenmaal in Kanaän aankomen. Al is de weg nog zo bezaaid met doornen, maar de Heere laat niet varen het werk van Zijn handen. Ds. W. Silfhout... Oud en Nieuw19 december 2022MeditatiesOudejaarsavond Openbaring 21 : 6a Het is geschied. 31 december: de laatste dag van het jaar. Een jaar van 365 dagen is voorbij gevlogen. We zijn aan het einde van het jaar voor we er erg in hebben. Nu is de oudejaarsdag een dag van betekenis; een dag van herdenken, waarbij onze gedachten terug gaan naar al hetgeen in het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden. We moeten echter ook acht geven op wat de Heere juist dan heeft te boodschappen. Hij laat horen op de oudejaarsdag: “Het is geschied”. Dit getuigt de Heere tot u en mij. Onze gedachten zijn geuit, onze woorden gesproken, onze daden verricht. Niet één gedachte kan herroepen, niet één gesproken woord kan teruggenomen, geen enkele daad kan ongedaan gemaakt worden. Het afgelopen jaar is geen blank stuk papier, dat nog volgeschreven moet worden, maar het is reeds volgeschreven en zoals het volgeschreven is, zo blijft het staan. Het is geschied. Wanneer op de oudejaarsavond de klok haar twaalf slagen laat horen, ligt het jaar weer achter ons en we kunnen het nimmer overdoen. Het ligt achter ons met al de bedreven zonden, al de boezemzonden, alle ontrouw, het vergeten van God, de liefdeloosheid, het ongeduld, de ondankbaarheid, de vermaningen en waarschuwingen en de zegeningen en weldaden des Heeren. Dat dit ons door genade aangrijpen moge ! Wanneer dit gebeurt, dan is er de gestalte en de gang van de verloren zoon. Dan zal er zijn: ootmoedig schuldbesef en oprechte schuldbelijdenis. Maar ook het smeken om schuldvergevende genade des Heeren. Die genade verkrijgt een boetvaardig zondaar. Welk een verwondering vervult zijn hart, als hij delen mag in de vrucht van Christus’ triumfwoord, Die aan het vloekhout des kruises beleed: “Het is volbracht”. Zijn zoenoffer is Gode welbehagelijk, omdat Hij in Zijn sterven aan Gods heilig recht volkomen heeft genoeg gedaan. Door Zijn kruisdood heeft Hij verworven: het leven, de gerechtigheid en de eeuwige zaligheid. Door Hem verkrijgt een schuldige, boetvaardige zondaar vrede, vergeving en genade. Vergeving ook over het bedreven kwaad van het afgelopen jaar en genade om, hopend op de Heere, het nieuwe jaar tegemoet te gaan. Nieuwjaarsmorgen Openbaring 21 : 6b Ik ben de Alpha. 1 januari: de eerste dag van het nieuwe jaar, n.l. het jaar onzes Heeren. Niet één mens heeft deze eerste dag gesteld, maar de Heere, Die daarom laat horen: “Ik ben de Alpha.” De Eerste, het Begin. Alles zal zich in het nieuwe jaar ontwikkelen naar Zijn wil en onveranderlijke raad; in de wereld, onder de volkeren, in de kerk, in ons gezin en in ons leven. De Heere regeert immers en beschikt alles op dit benedenrond. Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er en leidt alles tot een Hem verheerlijkend einde. Welgelukzalig is de mens, die de Alpha nodig heeft van dag tot dag en die in ware afhankelijkheid van de Heere zijn weg gaat. Zulk één zal in het nieuwe jaar ondervinden Wie de Heere is en dat Zijn hulp en bijstand zal blijken. Zijn leiding en lering zal bemerkt worden zodanig dat Hij het dan in alle levensomstandigheden wel maakt. Dat in ons hart leven moge op de nieuwjaarsmorgen: “Heere trek uit genade met ons op en doe Uw aangezicht over ons lichten”. Wanneer dat onze hartelijke begeerte zij, dan zal het jaar onzes Heeren geen vruchteloos jaar zijn. Dan zal ondervonden worden, omdat de Heere de Alpha is: “Ik zal u onderwijzen en u leren van de weg, die gij gaan zult; Ik zal raad geven; Mijn oog zal op u zijn.” L. Blok... Ere zij God19 december 2022MeditatiesLukas 2 : 14a Wie viert er geen kerstfeest in ons land? Kerstfeest? Natuurlijk! Lekker eten en drinken en vooral vrolijk zijn! Wij hebben er een (vr)eetfeest van gemaakt. Maar kerstfeest predikt ons de bittere armoede van het Christuskind in de kribbe, in een voederbak. Nee, voor romantiek geen plaats! Het is bittere werkelijkheid! Jozef en de zwangere Maria werd de deur gewezen! Geen plaats! Dan maar de beestenstal in. Een krib. Een voederbak. Ziet u? Het Christuskind in een voederbak. Geen paleis, geen verwarmde kamer, geen wieg! Bij de beesten! Eerloos! Wat is daar nu voor eer aan te behalen? Hoe zal dat Kind nu de eer van God verhogen? Engelen dalen neer van de hemel in de kerstnacht. Boven de velden van Efratha wordt een lofzang gehoord: “Ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.” De schoonste zang op aarde ooit gehoord. Zij zingen tot eer van God. Wat is de betekenis van kerst? De een zegt dit en de ander dat. Laten we maar naar de engelen luisteren. De komst van het Christuskind in de stal van Bethlehem verhoogt de eer van God. Omdat de Zoon Zich vernédert, wordt God verhóógd! God wordt hiermee vereerd! De Heere Jezus redt de eer van God! Jezus staat tegenover Adam! Adam onteerde God, door Hem ongehoorzaam te zijn in het paradijs. Hij luisterde ook naar een engel. Maar dan een gevallen engel: de satan. En die engel wil niet anders dan dat God onteerd wordt! Elke keer als wij de zonde doen, onteren wij God! Weten we dat wel? De Heilige Geest laat het ons zien. De eer van een heilige God. En daartegenover onze zonde, onze schande. Wee, wee, dat ik zo gezondigd heb. God onteerd. God niet bedoeld in mijn leven. God niet nodig. Niet aan God denken! God-loos bezig geweest in heel mijn leven. God niet bedoeld. Mezelf bedoeld! Mijn eigen eer op het oog. Eigen eer zoeken. Dat is de mens ten voeten uit: God van Zijn eer beroven! Net doen alsof God er niet is en maar doorleven! Dat is onze God-loze cultuur! Nu de boodschap van kerst! Er is er Eén gekomen, Die de eer van God gaat herstellen. Heel Zijn leven op God gericht. Niet anders dan God op het oog! Gehoorzaam aan al Zijn geboden. Niet Zijn eigen eer op het oog. Gekomen is Hij! De Heere Jezus Christus, om eerrovers van God met God te verzoenen. Daarom: “Ere zij God.” Er staat eigenlijk: “Heerlijkheid aan God.” Dus het gaat niet om het uitspreken van een wens door de engelen, dat God maar de eer mocht ontvangen in de kerstnacht. Nee, het is een feit! Met de komst van Christus wordt heerlijkheid aan God gegeven! De engelen zingen eróver! Maar, wanneer we de betekenis van kerst mogen verstaan, dan zingen we er niet alleen over, maar ook uit! Eruit zingen is meer dan erover. De engelen hoeven immers niet gered te worden. Zondaren wel. Bent u al zo’n zondaar in eigen oog voor God? Ziet u de betekenis van Christus in uw leven? Gekomen om mijn zonde? Zing dan van harte mee: “Ere zij God”! “Zingen wij net zoveel als de vogels? En toch, waarover moeten vogels zingen, vergeleken met ons? Zingen wij zoveel als de engelen? Toch werden zij nooit verlost door het bloed van Christus. Vogelen des hemels, zult u mij overtreffen? Engelen, zult u boven mij uitsteken? Dat hebt u gedaan, maar ik neem me voor met u te wedijveren, en dag voor dag en nacht voor nacht mijn ziel uit te storten in het gewijde lied.” (Spurgeon) J.B. Zippro... “Ik verwacht den Heere; mijn ziel verwacht en ik hoop op Zijn Woord”2 december 2022MeditatiesPsalm 130:5 Wij vliegen daarheen; de grote vraag “Vanwaar komt gij, en waar gaat gij heen?”, moge de Heere op ons hart binden. Naar gewoonte alweer adventstijd, in de hoop dat er één onder u was die in waarheid met de dichter uitriep: “Ik blijf den Heere verwachten, mijn ziel wacht ongestoord, ik hoop in al mijn klachten op Zijn onfeilbaar woord.” Er zijn in dit vergankelijk leven goede gewoonten en slechte. Maar als het bij gewoonten, zonder ware ziels-zaligende geloof blijft, is het zeer arm. De dichter van Psalm 130 is door de Heilige Geest ontdekt en daaruit vloeit zijn hartgrondelijk gebed, zijnde zeer beroerd vanwege aangeboren kwaal en daaruit vloeiende zonden. Hij is daardoor uitziende, verwachtende een middel tot vergeving en tevens om hem te herstellen in Gods gemeenschap. “Uit diepten roep ik tot U, o Heere.” Dat leert de ziel door de ontdekking van de Heilige Geest. De Heere heeft hem iets beloofd en daarnaar schreeuwt zijn ziel. Zijn wachten en verwachten is door het geloof. Het is dat ware uitzien, hongeren en dorsten naar Hem, Die hen wordt beloofd en die oprechte kent geen rust voor het in waarheid kerstfeest mag worden. Eer dat het in vervulling gaat, doet de Heere een afgesneden zaak. Alle hoop in en van zichzelf moet eerst ontdekt als zijnde ongenoegzaam om voor God te bestaan. Dan pas kan een Schriftuurlijk, kinderlijk verwachten geboren worden buiten de mens, in en van de Algenoegzame, Die het liefste wat Hij had, gegeven heeft tot rechtvaardigmaking, heiligmaking en volkomen verlossing. Zo’n ziel weet geen rust: Eén ding, och dat ik Hem kenne, dat Hij aan mij geopenbaard zou mogen worden. Die verborgenheid is zo groot, de vleeswording des Woords is voor de ziel zulk een onmogelijkheid, dat ze toch van de Heere aan haar moet verklaard en geopenbaard, toegepast en verheerlijkt worden. Wat zijn de tijden toch ernstig, donker en het verval zeer groot, een roemen in 5 letters, zonder enige kennis van het in-zijn in Adam, die de toegang tot de boom des Levens werd ontzegd en belemmerd door een heilige troongeest, met uitgetrokken zwaard. Dan wordt het buiten hope en schenkt de Heere een waar verlangen, een begeren om eens anderen te mogen worden, opdat de 2e Adam in ons verheerlijkt worde. In de staat Zijner vernedering omhelst en door het geloof geëigend mag worden, om met Paulus te leren uitroepen: “Toen behaagde het God, Zijn Zoon in mij te openbaren.” Daar waar de ziel het leven in eigen hand moet verliezen, door zielsontdekking, zal de heilige, innige, innerlijke zielsdrang, van God uit, worden verwekt om het leven en de zaligheid in Hem, Die het leven is, te mogen vinden. Kent u iets van dat ware zieleleven, dan zal het u niet vreemd zijn uit te roepen: “Met mijn ziel heb ik U begeert in de nacht.” Die door Gods genade waarlijk die adventstijd (door Hem bepaald hoe lang het wachten nog zal duren) doorleven, zal Hij naar Zijne onveranderlijke, algenoegzame verbondsbelofte, eens de vervulling doen smaken en voor hen zal het zeker kerstfeest worden. Weet u wat eraan vooraf gaat, waar nabijkomend zogenaamd christendom, zonder de Zalving van Christus deelachtig te zijn, niets van kent: “Ik bracht mijn nachten door met klagen, en liet niet af met hart en oog, op te heffen naar omhoog.” Zo Hij vertoeft, verbeidt Hem, Hij zal gewisselijk komen en niet achterblijven. Die nu met tranen zaaien, zullen straks met gejuich maaien. Die nu lachen, zullen straks klagelijk wenen, zonder tranen. Die nu klagelijk wenen vanwege hun gemis, zondesmart en waar schuldbesef, zullen met blijdschap worden geleid in de heiligdommen van die enige Naam onder de hemel, genaamd Jezus, is Zaligmaker, tot Gods eer en hun zaligheid. Dat het voor Gods kerk nog, zowel bekommerde als bevestigde, eens waarlijk voor het eerst of bij vernieuwing echt kerstfeest worden mag. En dat de Heere nog werke in jong en oud, die waarachtige wedergeboorte en bekering tot Hem, dan zullen zij bekeerd zijn. Dat droggronden eens ontdekt mogen worden als onhoudbaar voor die allesbeslissende eeuwigheid. Wat waren het donkere dagen, voor Hij kwam, waarvan de Vader zo lief getuigt: “Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft, om de deugden Gods te verheerlijken en onder dezelve zich te geven tot een volkomen rantsoen tot volkomen zaligheid van een wederhorig kroost, die in het paradijs zijn weggelopen.” Hoe donker ooit Gods weg mag wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen. Kom gij noordenwind en doorwaai de hof der dorre doodsbeenderen, opdat zij levend worden en levend gemaakt zijnde, niet meer alleen vragen naar: “Wat zullen wij eten en wat zullen wij drinken”, maar geestelijk door het geloof hongeren en dorsten naar Christus en Zijne gerechtigheid, om zo in de oefeningen van het ware leven, met God verzoend en bevredigd te worden. De dichter van Psalm 42 riep eens uit: Zijn er nog die heden dit doorleven in waarheid en met wat gemoedelijke godsdienstplichten niet tevreden kunnen zijn, noch de ontzaggelijke eeuwigheid tegemoet reizen. Hoor maar die zielsgesteldheid. Bent u daar geen vreemdeling van: “Als een hert gejaagd o Heere, dat verse water begeert, alzoo dorst mijn ziel ook zeere, naar U mijn God, hoog geëerd. En spreekt bij haar met geklag, o Heere wanneer komt die dag, dat ik toch bij U zal wezen, en zien Uw aanschijn geprezen.” De Heere geve uit vrije gunst naar de stand van het ware leven, te ervaren een innerlijke zielservaring in de ontsluiting van de weg, of een nader opwassen in de genade en kennis van die enige Middelaar Gods en der mensen tot uw enige troost in het zalig leven en sterven. De God Abrahams ontferme Zich nog over jong en oud ten leven, opdat u nog de Heere mag leren zoeken en vinden, eer Hij op de wolken komt, gelijk de bruid Hem verwacht. Amen Wijlen ds. J. Karens... Wat dunkt u van den Christus?21 november 2022MeditatiesMattheus 22:42a Lezer, wat dunkt u van de Christus? Ziet u schoonheid in Immanuël, alles overtreffende schoonheid? Hebt u Zijn heerlijkheid leren zien? Is uw geest beschenen door Zijn heerlijkheid? Heeft een blik op Jezus, door het geloof, u in het stof geworpen, zodat u uitriep: Met het gehoor des oors heb ik U gehoord, maar nu ziet U mijn oog. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as? Uw eerlijk antwoord op deze onderzoekende vragen bepaalt de aard en de grond van de hoop die in u is voor de eeuwigheid. U staat nu op het grensgebied van die eeuwigheid. Wat een ernstige zaak. Het is dan ook van oneindig groot belang dat u eens grondig onderzoekt hoe het met uw verhouding is ten aanzien van de Zoon van God. Ga het eens nauwkeurig na aan de hand van het geïnspireerde Woord. Een kroon die u nu op uw hoofd draagt, een koninkrijk dat zich aan uw voeten uitstrekt, een wereld die u gekregen en gegrepen hebt, zijn slechts kinderspeelgoed, vergeleken bij de reusachtige belangen waar het over gaat in deze vraag: Wat dunkt u van den Christus? Is Hij uw hele zaligheid en al uw begeerte? Hebt u uw zondige en eigengerechtige ik aan de voet van Zijn kruis gelegd? Hebt u in al uw armoede, naaktheid en ellendigheid Hem ontvangen als van God voor u gemaakt tot wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing? Doet Zijn heerlijkheid alle andere heerlijkheid verbleken en overtreft Zijn schoonheid alle andere schoonheid die u ziet, in glans? Kunt u naar Hem wijzen en zeggen in nederig geloofsvertrouwen en blijdschap van het geloof: Zulk een is mijn Liefste, ja, zulk een is mijn Vriend? Eeuwige God, zonder de gerechtigheid van Uw Zoon zink ik in al mijn vuilheid! Zonder het verzoenend bloed van Immanuël kom ik om in al mijn schuld! Heilige Vader, zie mij niet aan in mijzelf, maar zie mijn Schild aan, zie mij aan in het aangezicht van Uw Gezalfde! Als Uw heerlijkheid voorbijgaat, de heerlijkheid van Uw majesteit, Uw heiligheid en Uw rechtvaardigheid, geef mij dan een plaats in de kloof van de steenrots en dek mij met Uw hand als Gij voorbijgaat. Probeer dikwijls in vrome overpeinzing met Jezus en Zijn heerlijkheid bezig te zijn. Het nut hiervan zal ontzaglijk groot zijn voor uw ziel. Als uw geest zo bezig is, zo vol is van Goddelijke dingen en nog steeds voller wordt, zal hij een grotere weerstand kunnen bieden aan de steeds weer opkomende en op de loer liggende aantastingen van de wereld om u heen. Dan is er geen ruimte voor ijdele gedachten en geen verlangen naar vleselijk genot of wij hebben er geen tijd voor. O, wat is het kruisigend en heiligend als wij de heerlijkheid van Immanuël helder zien! Wat maakt dat ons leeg en nederig! Dan roepen wij met de patriarch uit: Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as. En met de profeet zeggen wij: Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben. (…) Mijn ogen hebben den Koning gezien. En met de apostel: Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, door Welken de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld. O, streef er dan toch naar om in uw geest meer te zien te krijgen van de heerlijkheid van Christus. Laat haar in alle lessen die u van de Goddelijke Geest en majesteit krijgt, het enige onderwerp en thema van uw gedachten en uw gesprekken zijn. U moet uw kennis van Christus nooit beperkingen opleggen. Bedenk altijd dat u alleen nog maar het voorwoord van het boek gelezen hebt, dat u nog slechts de rand van de zee hebt aangeraakt. Er zijn zulke schoonheden die zich ver uitstrekken en die u nog niet hebt ontdekt. Er zijn nog vele kostelijke vergezichten en sprankelende heerlijkheden, die u aanmoedigen om verder te gaan. Ze nodigen u uit om door te gaan met uw onderzoek en ze vragen om het eerbetoon van uw geloof, de waardering van uw liefde en de toewijding van uw leven. Ga dan door! Welke geest kan de heerlijkheden die nog aan u geopenbaard moeten worden in een toenemende kennis van Jezus, bevatten? Welke pen kan ze beschrijven? De belofte: Gij zult grotere dingen zien dan deze, gebiedt u verder te gaan. Jezus staat klaar om alle schoonheden van Zijn persoon te onthullen en om u toe te laten in de geheimen van Zijn liefde. Er is geen kamer van Zijn hart die Hij niet voor u open zal doen. Er is geen zegening die Hij u niet zal schenken. Er is geen heerlijkheid die Hij u niet zal laten zien. U zult grotere dingen zien dan u al hebt gezien. Grotere diepten van zonde in uw gevallen natuur zullen aan u geopenbaard worden. U zult een dieper gevoel ontvangen van de reinigende kracht van het verzoenend bloed. U zult een helderder zicht krijgen op uw aanneming in de Geliefde. U zult de genade en de heerlijkheid in Jezus in grotere mate genieten. Uw vrede zal zijn als een rivier; en uw gerechtigheid als de golven der zee. Verdriet zal u niet meer zo diep verwonden, bestrijding zal u minder zwaar drukken, uw beproeving zal niet zo scherp zijn. Dit alles en oneindig veel meer zal het gevolg zijn van uw grondiger kennis van Jezus. Verbaas u dan niet dat de apostel heeft uitgeroepen: Gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere. (…) Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende. Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen. Octavius Winslow 1808-1878... Want zij zeide: “Indien ik maar Zijn klederen mag aanraken, ik zal gezond worden.”7 november 2022MeditatiesMarkus 5:28 De Heilige Geest legt de kwaal bloot en doet de onreinheid van de zonde beleven. Zo één krijgt de dood voor ogen. Deze vrouw kwam met haar kwaal tot Jezus. Ja, dat is waar. Maar wanneer komt ze? Als ze alles buiten Jezus geprobeerd heeft en alles mislukt is. Twaalf lange jaren is ze van de ene dokter naar de andere gegaan. Geen middel bleef onbeproefd. De één wist nog een adresje en de ander wist nog een middel, en het mocht alles kosten. Al het hare heeft ze ten koste gelegd. De mens heeft alles voor zijn leven en gezondheid over. Gods woord zegt zelf: “Haar hele leeftocht.” De kast was leeg en was het beter geworden? Integendeel, in plaats van verlichting en beterschap was het veel erger geworden. Ja, ze had van vele medicijnmeesters veel geleden. Ze hadden haar kwaal alleen maar erger en ondraaglijker gemaakt. Zo vloeide haar leven heen, was er geen dokter meer om te helpen en had ze niets meer om te betalen. Wat die vrouw altijd had willen ontgaan, kan ze niet meer ontlopen. Ze moet sterven. Eenzaam en verarmd zal haar einde zijn. Wat een middelen en dokters neemt een ziel, die aan zijn zondekwaal is ontdekt, toch te baat. Schreeuwend gaat hij over de wereld met de vraag: “Wat moet ik doen om zalig te worden, om met God verzoend te worden?” Hoeveel hoop de zondezieke ziel er ook op gehad mag hebben, het recept van het verbroken werkverbond, de medicijnmeester Mozes, de geneesmiddelen van boetvaardigheid, verbrokenheid en tranen, de therapie van allerlei verbeteringen kunnen geen verlichting brengen. Beter worden? In de algemene overtuiging genezen al deze middelen de breuk gemakkelijk en wordt men een gezonde gelovige in eigen ogen. Dan zijn we genezen verklaard, maar door wie? Deze vrouw kan, evenals een ongeneselijke zondaar, alleen genezen verklaard worden door de enige Medicijnmeester. Daarom wordt het met alles buiten Hem alleen maar erger. Hoe meer de ziel onder de wet werkt, des te meer dreigt de wet met de dood. Daarbij blijft geen traan, zucht, begeerte of wat ook als betaalpenning meer over. Hoelang? Zolang, tot het buiten hoop wordt. Dan blijft er één ding over. Sterven als een buitenstaander. Weet u wat dat is? Hoor!! “Deze van Jezus horende”. Die boodschap kwam niet te laat, komt nooit te laat, maar komt altijd op de juiste tijd. Ze hoort, dat bij Jezus verlossing is van alle kwalen, dat er bij Hem geen hopeloze gevallen zijn. Zo gaat de Evangelieboodschap uit, dat de zoom van Zijn middelaarskleed afhangt in het stof der aarde. Als de Reine en Heilige is Hij gekomen. Waartoe? Opdat Hij de schuld, de verlorenheid en onreinheid op Zich zou nemen. “Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen.” Dat deed Hij van eeuwigheid naar het welbehagen des Vaders. Hij, Die de Reine was in Zichzelf, kwam in het stof van de verlorenheid, om een rein, wit kleed aan te brengen voor totaal onreinen. Om uit de gemeenschap van God en mensen uitgestoten te worden en door recht en voldoening de gemeenschap voor Zijn volk te herstellen. Jezus heeft buiten de legerplaats geleden, als de Schuldige en Onreine. Christus daalde af in de eenzaamheid van de Godverlatenheid, opdat er balsem zou zijn in Gilead en heling van de verbroken gemeenschap. Echter, die gezond zijn hebben de Medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Voor die dodelijke zieken is het Evangelie een blijde boodschap. Hoe verheugd is deze vrouw met de boodschap!! Maar is het haar nu genoeg? Is ze nu geholpen? Nee, die twee moeten bij elkaar komen, de Medicijnmeester en de opgegeven vrouw. Hij moet spreken! Hij moet genezen! Zo één krijgt hoge gedachten van Jezus. De vrouw zegt: “Al raak ik maar de zoom van Zijn kleed aan. Al mag ik maar één keer bukken aan Zijn voeten….” Ja maar vrouw, daar mag u niet komen. U bent onrein, Hij is rein. De nood redeneert niet. Het geloof redeneert niet. Ze heeft niets te verliezen. Alles “is” verloren. Dan maar sterven aan Zijn voeten. “Wie heeft Mijn klederen aangeraakt?”. Niet de gezonde schare, die, hoewel zo dicht bij Hem, toch zo ver van Hem af is. Jezus weet het. Het is Zijn blijdschap. Hij heeft haar krankheden op Zich genomen. De vrouw had in haar gezonde dagen gezien, hoe de mensen uit eerbied de zoom van het kleed van de Farizeeën aanraakten. Nu begeert ze Hem zo te eren. Alleen Jezus heeft alle waarde. Zo één wordt niet beschaamd. Integendeel, het valt zo wonderlijk mee. Ze wordt niet alleen terstond genezen van haar kwaal, ze krijgt meer. Hij roept haar terug en als ze vrezende aan Zijn voeten valt, neemt Hij al haar vrees weg. Nooit zal ze zich later af hoeven te vragen: “Ben ik er wel eerlijk aan gekomen?” Ze mag het zelf uit Zijn mond horen: “Dochter, uw geloof heeft u behouden”. Als ik omringd door tegenspoed, bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven. C.A. van Dieren...